Honger of niet, de bevrijding van vijf jaar Duitse bezetting en terreur werd spontaan gevierd in de straten, lanen en pleinen van de wijk. Buren sloegen de handen ineen, oud leden van straatcomités zochten elkaar op en met alle middelen die voorhanden waren werd geprobeerd er iets van te maken. Op 12 mei, slechts vier dagen na de intocht van de Canadese bevrijders was er feest en een moment van herdenking rondom de schuilkelder aan het Willebrordusplein, die in hoog tempo was omgetoverd tot een tijdelijk bevrijdingsmonument. Voor kinderen waren er in de dagen en weken die daarop volgden in de verschillende straten activiteiten met spelletjes. In de Lisstraat en de st. Agathastraat werden midden op straat rijen met tafels voor de bewoners gedekt en met hulp van Van der Meer & Schoep aan alle buurtvrouwen (namens de mannen) een bevrijdingsbanket aangeboden. Een compleet programma met activiteiten, waaronder een gekostumeerd voetbaltoernooi, spelletjes, poppenkast en sportwedstrijden voor kinderen (“bij inschrijving een gratis sinaasappel”) en een dansavond voor volwassenen werd door een gezamenlijk feestcomité voor de bewoners van de Berkelselaan, Gordelweg, Tak van Poortvlietstraat en Insulindestraat op het grasveld bij de Tak van Poortvlietstraat georganiseerd. Op die dag wisselden zon en regen elkaar af en veel materialen die eenvoudig in elkaar geknutseld waren en met waterverf beschilderd, waren niet bestand tegen de regen, maar het feest was er niet minder om.
Mei 1945 - feestelijkheden aan het Willebrordusplein, de Lisstraat, st. Agathastraat en de Schiebroeksestraat
Tot in augustus zouden er feesten plaats blijven vinden, met als hoogtepunt het nationale bevrijdingsfeest op 31 juli met daaraan voorafgaand een moment van herdenking voor de gevallen oorlogsslachtoffers en een feest in de Kuip voor 60.000 scholieren. De 31ste juli startte met kerkdiensten, waarna vanaf 11:30 in de wijken de kinderfeesten begonnen. Later die dag waren er verschillende plechtigheden, waaronder een moment waarbij alle tijdens de bezetting ondergedoken bewoners en teruggekeerde verplicht in Duitsland tewerkgestelden speciale aandacht kregen. Niet alle tewerkgestelden voelden zich daar gelukkig mee. Officieel werden ze verwelkomd, maar in de dagelijkse omgang na hun terugkeer waren ze vaak op onbegrip gestuit.
Gerard uit de Schiebroeksetraat, die eerder door zijn eigen werkgever geselecteerd werd om verplicht in Duitsland te gaan werken en later, na terugkomst in Nederland, opnieuw tijdens de grote razzia van 10 en 11 november 1944 gedwongen naar Duitsland werd weggevoerd, herinnert zijn thuiskomst als verwarrend en teleurstellend. ‘Wij, de teruggekeerden, waren eveneens slachtoffers van een barbaars regime, maar als je over die tijd in Duitsland wilde vertellen kwam steevast de opmerking, “wat denk je dat wij hier meegemaakt hebben?” De vaste vraag was ook steeds “Kon je niet onderduiken?” Domme mensen, die domme vragen stelden. Vragen gesteld door mensen die zogenaamd in verzet waren geweest, omdat ze weleens naar de BBC en Radio Oranje hadden geluisterd. Of weleens een pamflet hadden doorgegeven. Ja, er waren veel “verzetsstrijders” na de bevrijding...’
Juli 1945 - een herinneringslied en oorkonde voor onderduikers en weggevoerden
Er heerste een overduidelijke, zwart-witte "goed en fout” mentaliteit. Al bij de eerste signalen van de Duitse capitulatie, nog vóór de Canadezen in Rotterdam arriveerden begon de afrekening, “bijltjesdag”, waar veel zichzelf als “goed” beschouwende Nederlanders het morele recht claimden om “foute” Nederlanders aan te pakken. Van vrouwen en meisjes van wie men wist, of het vermoeden had dat zij relaties hadden aangeknoopt met Duitse militairen werd hun hoofd kaalgeschoren. NSB'ers en vermeende landverraders werden in elkaar geslagen en opgesloten. De Binnenlandse Strijdkrachten faciliteerden hierbij en waren zelf op 7 mei actief gestart met de arrestatie van hooggeplaatste gemeentefunctionarissen. Diezelfde dag nog werden NSB-burgermeester Muller en de hoofdcommissaris van politie gearresteerd en vervangen door Burgemeester Oud en een nieuwe, "goede” commissaris. Het zou de aftrap zijn van zuiveringsacties binnen alle gemeentelijke instanties, waaronder het gemeentelijke Bergwegziekenhuis, waar de zittende NSB-directeur direct plaats moest maken voor de oorspronkelijke directeur, dr. Hekman. Een barak van hetzelfde Bergwegziekenhuis, waar eerder Duitse artsen en Duitsgezind personeel bivakkeerden werd bij gebrek aan ruimte in de gevangenis ingericht als interneringsplaats voor gearresteerde NSB’ers.
Kort na de bevrijding werd ook economisch een zuiveringsactie doorgevoerd. De Nederlandse economie lag volledig in puin. Het land was vrijwel leeggeroofd, de Duitse bezetters hadden onbeperkt waardepapier bijgedrukt en veel geld was bij zwarthandelaren terechtgekomen die gigantische oorlogswinsten gemaakt hadden. De nieuw aangestelde minister van Financiën, Lieftinck, startte de zuivering met het ongeldig verklaren van alle biljetten van 100 gulden als betaalmiddel. In een volgende stap werden alle banktegoeden bevroren en kreeg iedere Nederlander 10 gulden, het zogenaamde Tientje van Lieftinck, als overbrugging voor de periode waarin alle overige bankbiljetten en oude munten moesten worden ingeleverd en omgeruild. Toegang tot bevroren banktegoeden werd pas verleend als aangetoond kon worden dat het geld op rechtmatige wijze was verkregen.
De “fouten” werden aangepakt. De "goeden” waren de overwinnaars uit de strijd tegen alle vijandelijkheden. In de herinneringsboekjes die nog in hetzelfde jaar en kort daarna verschijnen is er veel aandacht voor de heldendaden van het verzet. Vaak geschreven door verzetsleden zelf of door personen die daar direct aan verbonden waren. Hoewel er ontzettend veel goed werk gedaan is en er grote opofferingen door ze gemaakt zijn tijdens de bezetting, missen de uitgaven nog de nodige afstand en objectiviteit. Daarnaast was er sprake van een zekere teleurstelling onder deze groep. Het gewapend verzet had, georganiseerd als Binnenlandse Strijdkrachten, een grotere rol willen spelen bij de bevrijding van Nederland, maar zou nooit iets van militair gezag krijgen. Dit gezag werd direct van de Duitse bezetters overgenomen door de Geallieerden. Ook de ontwapening van de Duitsers werd door de Geallieerden uitgevoerd. De BS kregen slechts een ondersteunende rol toebedeeld in de afwikkeling na de bevrijding.
Er was afstand, tijd en heling nodig om genuanceerder op de periode van de bezetting terug te blikken. Tewerkgestelden waren geen lafaards of collaborateurs, kinderen van NSB'ers, die met erfzonde belast werden, hadden niets misdaan en veel Nederlanders die zichzelf als "goed” bestempelden hadden nauwelijks geprotesteerd tegen de uitsluiting en deportatie van hun Joodse buurtgenoten. Ook binnen het verzet waren er personen die hun morele kompas waren verloren en ronduit criminele acties hadden uitgevoerd waar onderling lang over gezwegen werd. Nog na de bevrijding vonden er liquidaties plaats die puur uit wraak werden voltrokken. Verzetsman Piet Sijpesteyn uit de Bergselaan zou later nog voor de rechter verschijnen op verdenking van geldverduistering. Na de bevrijding had Sijpesteyn, als hoofd van het Centraal Voorzieningen Bureau en vanuit zijn eerdere rol binnen de katholieke tak van de LO beschikking over grote geldbedragen die hij beschikbaar wilde stellen voor ondersteuning aan familieleden van gesneuvelde verzetsleden. Op slinkse wijze was het hem gelukt om tijdens het geldzuiveringsproces ruim 100.000 gulden daarvan voor zichzelf en een medeplichtige verzetsman wit te wassen en de volledige boekhouding van de CVB en LO te verbranden. Het grote respect dat de rechter tijdens het proces nog voor Sijpesteyn had vanwege zijn zeer waardevolle werk tijdens de bezettingsjaren verspeelde de oud-verzetsman door in zijn verdediging om de hete brij heen te blijven draaien. Sijpesteyn viel van zijn voetstuk en zou zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf tegen zich uitgesproken krijgen en een terugbetaling van 26.000 gulden van het verduisterde bedrag. De rest van het geld was al verdwenen. Grotendeels uitgegeven aan bontjassen, auto's en andere luxe, voor velen onbereikbare artikelen.
Over één oud-wijkbewoner bestond geen enkele twijfel dat hij "fout” was: Anton van der Waals. Na de gefingeerde aanslag op zijn leven in de zomer van 1943 in de Zestienhovenstraat bleef er twijfel bestaan of hij daadwerkelijk omgekomen was. In Rotterdam werd hij niet meer gesignaleerd, maar er waren sterke aanwijzingen dat hij onder een nieuwe alias in de omgeving van Loosdrecht opnieuw was begonnen en na de bevrijding zich ergens in Duitsland zou bevinden. Maar waar was hij?
De broers en vader van Anton werden na de bevrijding als eerste aan de tand gevoeld en langdurig vastgehouden voor verhoor. Bijna twee jaar lang zouden ze in hechtenis blijven. Hoewel zij hun eigen vermoedens hadden dat Anton inderdaad "fout” was geweest, hadden ze geen enkel idee waar hij zich zou kunnen ophouden. Er zou een speciale onderzoekscommissie aan te pas komen, met in dat team één van zijn eerste slachtoffers van misleiding, directeur Ary Pieter van der Meer van Van der Meer & Schoep (die Anton met zijn uitvinding van een zuinige verbrandingsmotor in contact gebracht had met een aantal verzetsleden, lees hier meer), die Anton uiteindelijk op het spoor komt.
Anton bleek inderdaad in Loosdrecht onder een nieuwe naam, Hendrik Jan van Veen, voor de Sicherheitsdienst zijn werkzaamheden te hebben hervat. In Loosdrecht was hij tevens opnieuw getrouwd, nu met Corrie den Held, met wie hij na Dolle Dinsdag in de richting van het noorden van het land was vertrokken. Toen de bevrijding daar op handen was had Anton besloten zijn diensten in het geheim aan de Canadese Fieldsecurity aan te bieden, die hem vervolgens liet overbrengen naar de Engelse afdeling contraspionage. Daar kwam aan het licht dat Anton voor de SD gewerkt had, wat hem geschikt maakte om te kunnen infiltreren in Berlijn, op zoek naar eventuele ondergrondse resterende nazi-netwerken. En zo kwam Anton, nu werkend voor de Engelse spionagedienst met Corrie in Berlijn terecht. Corrie leefde al die tijd in grote onzekerheid en was vaak alleen, zich niet werkelijk bewust van Antons misdadige acties uit het verleden. Dankzij contacten tussen de Engelse spionagedienst en de Nederlandse opsporingsdienst werd intussen duidelijk dat Anton in Berlijn was. Terwijl over zijn uitlevering onderhandeld werd vertrok Ary Pieter van der Meer naar Berlijn om Corrie den Held op te zoeken. In ruil voor vrijspraak werd haar gevraagd te gaan getuigen tegen haar man.
Begin 1947 arriveerde Anton, nu als gevangene, in Nederland. Corrie kwam na een aantal verhoren vrij.
Het proces tegen Anton van der Waals kwam groot in het nieuws in de jaren na zijn arrestatie. De uitkomst was dat er voldoende bewijs voor zijn schuld was aan de arrestatie van 83 verzetsmensen in Duitse handen, van wie er minimaal 34 waren geëxecuteerd. Anton ontkende veel van zijn daden niet, maar beweerde tijdens zijn verhoren en tijdens het proces steevast dat hij in opdracht werkte van een onvindbare uit Engeland afkomstige spion, een zekere Emile Verhagen, die hem had laten infiltreren bij de Sicherheitsdienst. Het was een zoveelste verzinsel die hij op geen enkele manier overtuigend kon bewijzen. Anton kreeg als uitspraak een veroordeling tot de doodstraf tegen zich te horen. Pas op de avond voorafgaand aan zijn executie bekende hij de werkelijke toedracht van zijn misdaden aan een dominee die hem op zijn verzoek bezocht in zijn cel. ‘Ik wil u zeggen dat ik een heel slecht mens ben geweest’, voegde hij eraan toe toen hij in de vroege ochtend van 26 januari 1950 op de Waalsdorpervlakte naar het vuurpeloton werd geleid.
Anton's zus had tot het einde in zijn onschuld geloofd. Zijn vader en zijn broers hadden, na aanvankelijk sterke vermoedens te hebben dat veel niet in de haak was, hem gedurende het proces toch het voordeel van de twijfel gegeven. Anton’s moeder maakte dit allemaal niet meer mee. Ruim vier jaar voor zijn executie, in de periode dat haar man en Antons broers langdurig voor verhoor opgesloten zaten, kon ze het alleen zijn en de schande na alle verwensingen in haar omgeving niet langer meer verdragen. In de avond van 7 december 1945 had ze in haar huis in de Delfgaauwstraat de gaskraan opengedraaid en gebeden dat ze snel uit haar lijden verlost zou worden.
Het heeft niet lang voor haar geduurd.
Reactie plaatsen
Reacties
Mooi verhaal weer. De oorlog komt dichtbij als het zich om de hoek afspeelt.
Bedankt voor het uitgebreide verhaal over (de buurt rondom) het Lisplein. Allebei mijn ouders (en grootouders) woonden daar in die jaren. De verhalen over de oorlog heb ik wel een beetje meegekregen, maar veel is toch nieuw voor mij. En ik kan het ze niet meer vragen…