Bevrijding...of toch niet?

Gepubliceerd op 22 april 2022 om 13:52

Misschien is de eerste echte meevaller van 1945 wel dat het voorjaar vroeg ontwaakt. De winterkou wijkt in de loop van maart en in de eerste weken van april doen zachte, zonnige dagen hun intrede. Met de ontluikende natuur bloeit ook de hoop op betere tijden even op. Het nieuws gaat rond dat de Geallieerden eindelijk de Rijn zijn overgestoken en dat het noorden van Nederland op het punt staat bevrijd te worden. De val van Berlijn lijkt nog maar een kwestie van dagen of weken, of het nu door de Geallieerden of door de Russen zal worden bewerkstelligd. De schaduwzijde van dit nieuws is dat het westen van Nederland afgesneden raakt van de toevoer van Rode Kruis-voedsel uit de noordelijke provincies, en dat de Duitse bezetters, geïsoleerd in het nog bezette gebied, hard blijven optreden tegen de bevolking.

 

De brandstofvoorraden zijn vrijwel uitgeput. Dat heeft verstrekkende gevolgen: gemalen en rioleringen vallen stil, het grondwater stijgt, en de singels beginnen te stinken. Halfdode vissen, die naar de oppervlakte drijven, worden door wanhopige, uitgehongerde bewoners gevangen en opgegeten. De zorg om de resterende voedselvoorraden groeit met de dag. Half april lijkt het erop dat er begin mei geen levensmiddelen meer zullen zijn. De rantsoenen dalen na de tweede week van april tot een absoluut minimum, met als gevolg een nieuwe golf van hongeroedeem en een toenemend aantal sterfgevallen. De bevrijding van het westen van Nederland begint letterlijk een race tegen de klok te worden. Het is nog een kwestie van weken voordat sterfte massaal toeslaat en de stad met gigantische wateroverlast te maken gaat krijgen.

 

De Geallieerden proberen de Duitse autoriteiten te dwingen voedseldroppings toe te staan, maar de bezetters weigeren halsstarrig. Onzekerheid hangt zwaar in de lucht, tot op de ochtend van 29 april het verlossende bericht via de BBC klinkt: eskaders vliegtuigen zijn vanuit Engeland onderweg om voedsel boven West-Nederland uit te werpen. Nauwelijks een uur later zwelt het geluid van ronkende vliegtuigmotoren aan. Massa's vliegtuigen scheren laag over, maken een draai richting Den Haag en keren vervolgens naar de Waalhaven, waar ze hun kostbare lading lossen. Een uur lang blijft de stroom vliegtuigen aanhouden, terwijl duizenden kisten en pakketten met voedingsmiddelen neerkomen op het terrein bij vliegveld Waalhaven.

De volgende dag herhaalt dit schouwspel zich, en dit keer is het drassige terrein bij Terbregge de plek waar de voedseldroppings neerkomen. De Binnenlandse Strijdkrachten zetten het terrein in allerijl af en bewaken het nauwlettend, terwijl tientallen gemachtigde personen, zorgvuldig uitgekozen om de goederen naar distributiecentra te vervoeren, de pakketten bijeenrapen. Mels Koster van Van der Meer & Schoep is dankzij zijn connecties met Piet Sijpesteyn één van de gemachtigden die zich over bakkersbenodigdheden mag ontfermen.

 

Het lijkt slechts een kwestie van tijd voordat de levensmiddelen alle inwoners van Rotterdam bereiken, maar terwijl de droppings dagenlang doorgaan, blijkt het inventariseren en sorteren van de voorraden een tijdrovend proces. De frustratie onder de bevolking groeit. Het nieuws dat Adolf Hitler in Berlijn een einde aan zijn leven heeft gemaakt stemt dan wel weer euforisch. De capitulatie van Duitsland is op handen, het kan niet anders.
Maar ook nu is er weer grote onzekerheid. Op 1, 2 en 3 mei is er nog niets merkbaar van een overgave van de Duitsers. Pas op de avond van 4 mei, rond 21:00 uur, na het ingaan van de spertijd, komt via de BBC het nieuws dat de vesting Holland zich heeft overgegeven en dat de capitulatie de volgende ochtend om 8:00 uur een feit zal zijn. Veel bewoners gaan diezelfde avond nog de straat op. Opgewonden licht iedereen elkaar in, maar rond 22:30 is het voor de Duitsers genoeg. Waarschuwingsschoten worden gelost, en de bewoners haasten zich terug naar hun huizen.
Het verzet zit intussen niet stil. Diezelfde nacht nog worden op grote schaal pamfletten gestencild waarin de capitulatie kenbaar gemaakt wordt. Niet langer voelen de verzetsleden zich meer gehinderd door enige vorm van voorzichtigheid. Openlijk worden in de vroege ochtend van 5 mei de pamfletten aanplakt op zuilen en muren. De Duitse bezetters, nog steeds op straat aanwezig, reageren woedend. Het lokale Duitse commando ontkent de capitulatie en beweert dat er slechts sprake is van een tijdelijke wapenstilstand. Verwarring heerst onder de bewoners. Niemand weet wie werkelijk de macht in handen heeft. Zowel de Binnenlandse Strijdkrachten als de bezetters claimen de autoriteit te hebben.

 

De meeste bewoners geven die avond van de 5e mei geen gehoor meer aan de spertijd. Wederom begeven veel van hen zich tot laat op straat. Hier en daar beginnen Nederlandse vlaggen te verschijnen en in de Lisstraat wordt een vreugdevuur ontstoken met verduisteringsgordijnen. Geen spertijd en verduistering meer!
Na de kerkdiensten op zondag 6 mei, die in het teken staan van dank en bevrijding, en nadat later die ochtend het nieuws is doorgekomen dat koningin Wilhelmina en prinses Juliana in Den Haag lijken te zijn aangekomen is er geen houden meer aan. Overal verschijnen vlaggen. Terwijl een afvaardiging van de Binnenlandse Strijdkrachten met het Duitse commando in Rotterdam onderhandelt over de overdracht van het gezag, begint het grote wachten op de Geallieerden. Op 7 mei wordt een Amerikaanse jeep op de Coolsingel gesignaleerd en op 8 mei volgen colonnes met pantservoertuigen en vrachtwagens vol Canadese militairen die de stad intrekken. Bewoners die vaak al uren hebben staan wachten op hun komst kunnen hun geluk niet op.

mei 1945 Bergweg - in afwachting van de Canadezen

Bewoners langs de Bergweg in afwachting van de Canadese bevrijders 

mei 1945 Lisstraat verbranden verduisteringsgordijnen

Een vreugdevuur van verduisteringsgordijnen en de eerste vlaggen die verschijnen in de Lisstraat

 

Vanuit het noordoosten rijdt een colonne vanaf de Straatweg, via de Bergweg, de Rodenrijselaan en de Bergselaan de wijk in. Honderden bewoners hebben zich langs de route verzameld en rondom het Lisplein, waar de colonne tot stilstand komt, is het een drukte van jewelste. Op het grasveld aan de vijver slaat de groep Canadezen een kampement op. De school in de Bieslandstraat wordt tijdelijk als commandopost ingericht. Sigaretten en chocola worden uitgedeeld onder de bewoners. Jongens klauteren op de pantservoertuigen, terwijl jonge vrouwen stiekeme blikken uitwisselen met de gebruinde soldaten. De warme voorjaarszon zet de roes van de bevrijding in een nog stralender licht.

 

8 mei 1945 Lisplein
8 mei 1945 - Lisplein
mei 1945 - Lisplein
Mei 1945 - Lisplein

8 mei 1945 - Een Canadees peloton met pantservoertuigen bereikt het Lisplein. Veel bewoners, met name kinderen en jonge vrouwen willen met de bevrijders op de foto.

 

De foto’s die door de met de Canadese militairen meereizende journalisten verspreid worden geven een vertekend beeld van de werkelijke situatie. Bekend zijn de beelden van rijen met juichende mensen langs de kant van de weg en kinderen en jonge vrouwen die vol enthousiasme meerijden op de pantservoertuigen. Nergens lijkt er een spoor van uitgehongerde bewoners te zijn. Maar het tegendeel was waar: achter talloze voordeuren ging, ondanks de grote opluchting dat aan 5 jaar Duitse bezetting en terreur een einde was gekomen, veel leed en ellende verscholen.
Niet alleen journalisten reisden mee met de Canadezen, maar ook vrachtwagens vol etenswaren, brandstoffen en groepen hulpverleners, grotendeels afkomstig uit de eerder bevrijde zuidelijke provincies, volgden de bevrijders. Onmiddellijk werden grote hoeveelheden voedsel razendsnel verspreid en gratis via de winkels verstrekt. Noodziekenhuizen werden ingericht en met medicamenten uit de aanwezige legervoorraden werden de meest ernstige gevallen door artsen behandeld. Samen met de Canadezen die namens de Geallieerden het militaire gezag tijdelijk overnamen werden bewoners die er het zwaarst aan toe waren als eerste geholpen.

 

mei 1945 - Willebrordusstraat
Mei 1945 Willebrordusplein

In alle haast worden voedingsmiddelen gedistribueerd, waaronder meel. Lange rijen verzamelen zich bij de bakkerswinkel van Van der Meer & Schoep aan het Willebrordusplein. Overal wordt volop gevlagd.

 

Het brengt de groep Canadezen die aan het Lisplein gelegerd zijn bij het naamloze houten noodwoningencomplex aan de Noorderkanaalweg. Wat ze daar aantreffen is door hun nauwelijks te bevatten: De bouwvallige huisjes op het verwaarloosde complex zijn volledig uitgewoond en hebben in veel gevallen geen houten vloer meer. Ze blijken opgebroken en in de kachel opgestookt te zijn, waardoor de bewoners die ze aantreffen op het kale zand leven. Grotendeels zwaar ondervoed, soms met hongeroedeem en onder de vlooien, luizen en schurft. De situatie is erbarmelijk en vrijwel direct wordt besloten het complex te ontruimen en de 300 verzwakte en verwaarloosde bewoners voorlopig onder te brengen in het leegstaande landverhuizershotel naast het hoofdkantoor van de Holland Amerika Lijn.
Een groep meegereisde dames van een vrouwenkoor uit de omgeving van Tilburg assisteert de Canadese soldaten in het complex.  Eén van de hulpverleensters, Jenny, die zich in de voorafgaande maanden met Geallieerde hulp in een sneltreinvaart bekwaamd had in het kunnen toedienen van medicatie en in het besturen van een drietonner voor de distributie van voedsel, merkt meteen hoe angstig en wantrouwig de bewoners van het noodwoningencomplex reageren op haar. ‘Ze hadden een enorme hekel ontwikkeld tegen alles wat een uniform droeg.’ Zelf is ze gekleed in een grijs uniform van het vrouwenkoor. ‘De bevolking kende de "grijze muizen”, Duitse meiden in uniform. Wij zagen er in hun ogen ook als een soort grijze muizen uit. De bedoeling was dat wij die mensen in onze drietonners laadden en afvoerden. Ik herinner mij dat we zachtjes moesten rijden om geen paniek te veroorzaken. Géén ronkende motoren. Doodeng. We gingen de houten woningen in en vroegen de mensen vriendelijk of ze mee wilden gaan. Binnen zag je taferelen van mensen die met z'n allen in bed lagen. Het ongedierte liep met bosjes langs de muren. Het stonk...onvoorstelbaar. De mensen moesten hun huizen uit in hun eigen belang, maar toch vonden ze dat heel vervelend. Het was de plek waar ze thuishoorden.’

Voordat de bewoners worden afgeleverd in het landverhuizershotel rijden de dames van het vrouwenkoor eerst met ze naar het sportfondsenbad in de van Maanenstraat in Bergpolder. Kinderen en ouderen moeten vanwege hun slechte lichamelijke conditie in de vrachtwagens geholpen worden. De rit naar de van Maanenstraat is, omdat er geen stoelen of banken achter in de drietonners zitten voor sommigen een enorme opgave. Aangekomen bij het zwembad worden de bewoners geholpen met uitkleden. De kleren worden op een grote hoop gesmeten die later in de brand gestoken zou worden. ‘Daarna gingen ze onder de douche met een groot stuk ontsmettende zeep en een borstel om zich goed te kunnen wassen’, vertelt Jenny. Kleine kinderen worden door de dames van het vrouwenkoor in bad gestopt. ‘Er waren kinderen bij waar je een half uur op zat te boenen. Verpleegsters keken daarna de haren van de kinderen na. In negen van de tien gevallen zaten die vol met luizen. Hun haren moesten afgeknipt worden, dat was het enige dat je kon doen om die luizen kwijt te raken. De moeders van die kinderen waren in alle staten. Die riepen "Mijn Truus, daar gaat haar mooie haar!” De ouderen werden na hun schrobbeurt grondig ingesmeerd met een bijtende substantie uit grote blikken. Dat was tegen scabiës, een huidziekte. Aan die kwaal leden vrijwel alle bewoners. Na die behandeling mochten ze zich aankleden met nieuwe jurken, broeken, sokken en overhemden. Ze kregen ook leren schoenen, die ze al heel lang niet meer hadden gezien. Die nieuwe kleren en schoenen vergoedden een deel van de ellende een beetje, maar hoe vriendelijk we ook waren, het wantrouwen bleef.’ 

 

Als de laatste bewoners uit het houten dorp zijn afgevoerd handelen de Canadese soldaten resoluut. Vrijwel meteen worden alle huizen platgewalst. Er blijft letterlijk geen spaan meer over van het naamloze complex. De situatie in de twee andere nooddorpen langs het Noorderkanaal is niet zo schrijnend als in het houten dorp. Jenny is daar voor het uitdelen van voedsel en de bewoners krijgen er ter plekke medische hulp. Zij kunnen daar blijven.
Voor de bewoners van het houten complex die opgevangen zijn in het landverhuizershotel wordt ondertussen bepaald waar zij uiteindelijk zullen worden geplaatst. Dat zou het rijksevacuatiekamp Veenhuizen in Drenthe worden. Jenny is ook bij deze operatie betrokken geweest. ‘We hebben die mensen met hulp van de Binnenlandse Strijdkrachten later op een avond weer uit het hotel aan de kade gehaald. In het gebouw floepten we opeens alle lichten aan en het was meteen inpakken en wegwezen geblazen. Iedereen begrijpt dat er zich toen vreselijke scenes hebben afgespeeld. Veel bewoners verwarden Veenhuizen met een strafkamp. Ze riepen: "mijn man heeft niets gedaan, we zijn eerlijk geweest, ons hele leven! We willen daar niet naar toe!” Het was zeer traumatisch voor de bewoners, hoewel ook hier weer met de zachte hand werd opgetreden.’
Deze operatie speelde zich in het grootste geheim af. Tijdens gesprekken in het stadhuis werd door de ambtenaren duidelijk gemaakt dat deze bewoners niet zomaar terug in de maatschappij geplaatst konden worden. Ze omschrijven de gezinnen als ‘een schip zonder roer, losgeslagen op de woeste zee, de zeilen gebold door de windhozen van degeneratie.’ Eerst was resocialisatie noodzakelijk. Tucht en discipline
Heel ver van een strafkamp staat Veenhuizen in de ogen van de oud-complexbewoners dan ook niet af wanneer ze er eenmaal geplaatst zijn. De mannen worden tewerkgesteld in fabrieken en werkplaatsen waar ze ongeschoolde arbeid moeten verrichten. De vrouwen krijgen verplichte cursussen in naaiwerk, hygiëne en opvoeding en de kinderen worden in internaten in de omgeving geplaatst. Het loon, dat wekelijks in loonzakjes wordt uitgedeeld moet bij de kampleiding worden ingeleverd en komt onder het beheer van een gezinsverzorger. Alleen samen met de gezinsverzorger mogen de vrouwen boodschappen halen en als er kleding gekocht moet worden mag alleen het goedkoopste worden uitgezocht. Een klein deel van het loon is voor wat zakgeld. De rest wordt door de gezinsverzorger op een spaarrekening gezet. 

 

Dit regime, dat in het teken staat van het bestrijden van armoede en asociaal gedrag door het bijbrengen van normen en waarden, zou tot eind jaren ‘50 voortduren. Pas dan worden, onder druk van de politiek, de veel te dure kampen gesloten. Het hele resocialisatiebeleid wordt als mislukt beschouwd. De gezinnen die terugkeren naar Rotterdam gaan gebukt onder het stigma van ex kampbewoners en blijven hun leven lang grote moeite hebben om een plek in de maatschappij te vinden. Echt bevrijd, zoals de meeste landgenoten dat in mei 1945 meemaakten, zouden zij zich nooit meer voelen.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.