‘Chris en ik praatten over de knokploeg en vonden 't jammer dat we nog geen 18 waren. Want de mensen van de knokploeg, die deden pas spannend werk. Wij waren onvoorzichtige, ongeduldige knullen, want zonder gedegen voorbereiding pleegden we een overval op een NSB-boer in de omgeving van Schiebroek en Hillegersberg. Wij waren met z'n drieën, Chris was er niet bij. Hij had me zijn revolver gegeven. De boer schreeuwde moord en brand toen er spek en geld door ons geëist werd. Ik wist niet hoe ik het wapen moest gebruiken. De achter de boerderij gelegerde Duitse militairen van een luchtafweerbatterij schoten de boer te hulp. Ik vluchtte op een geleende fiets de omhooglopende toegangsweg af, een kerel op de verkeersweg spreidde z'n armen uit om me tegen te houden, op de sneeuw gleed de fiets weg, die vent rechts van de fiets en ik links. Ik rukte mijn schooltas van de bagagedrager af en vloog het ijs over, de voor-, zij- en achtertuin van een huis aan de andere kant van de vaart door en de Achterplas over. Via de Straatweg en het Muizegaatje ging ik naar Chris, gaf hem de revolver terug en vertelde hem het verloop van de overval.
Toen ik naar huis liep, liet onze buurman z'n hond uit en waarschuwde dat de Sicherheitsdienst thuis op me zat te wachten. Ik dwong mezelf om langzaam te lopen. Ik belde aan bij de familie Rombouts in de Schiebroekselaan. Het leek een eeuwigheid te duren. Een SD-auto reed langs toen de huisdeur eindelijk openging. Bij hen heb ik één nacht doorgebracht. De volgende morgen kon ik terecht bij de familie Bantje in de Rodenrijselaan, recht tegenover Chris en de familie Prohn.’
De anonieme schrijver die woonachtig was op het Lisplein en samen met zijn vriend Chris Prohn diens vader nog wel eens hielp met het vouwen en rondbrengen van het illegale krantje de Nederlander was niet de enige die zich steeds onverantwoordelijker begon te gedragen. Met de alsmaar toenemende voedsel- en brandstofschaarste en als reactie op de haat tegen iedereen die pro-Duits was kwam ook de vervaging van normen, een zekere wetteloosheid en het voor eigen rechter spelen. Uit wanhoop, wraak en soms uit sensatie werden acties ondernomen die het daglicht niet konden verdragen. Tegelijk werden de represailles van de kant van de Duitse bezetters steeds gewelddadiger
Zo ziet dezelfde anonieme schrijver, terwijl hij ondergedoken verblijft in het huis van de familie Bantje, dat aan de overkant de Sicherheitspolizei de woning van de familie Prohn binnenvalt. ‘Door herrie op straat gewaarschuwd zag ik dat er veel mensen op de middenweg stonden bij een Duitse overvalwagen. Toen zag ik meneer Prohn met een tas onder z'n arm naar de overvalwagen geleid worden. Hij had z'n groene hoedje op.’ Of er een connectie is met de onverantwoordelijke overvalsactie van de schrijver wordt niet duidelijk, ‘maar van degenen die aan de mislukte overval bij de boer meededen, werd er later eentje gefusilleerd, de andere werd naar Duitsland gebracht en ik, ik was ontsnapt’, schrijft hij jaren later.
Een broodbezorger van Van der Meer & Schoep is eveneens getuige van de arrestatie van Prohn in de Rodenrijselaan. ‘Het zal in november 1944 geweest zijn dat ik terugkomend van een verre bezorgwijk in Blijdorp de Rodenrijselaan passeerde. De straten waren volkomen verlaten.’ Na de razzia was het steeds stiller op straat geworden en veel kantoren en fabrieken waren gesloten. ‘Bij het passeren zag ik ineens beweging bij een huis 200 meter verderop. Er stond een vrachtwagen voor de deur van het huis en langs enkele geüniformeerde mannen zag ik een figuur naar de laadbak van die wagen lopen. Naderhand heb ik vernomen dat het een drukker van illegale lectuur was die deze arrestatie niet heeft overleefd. Zijn zoons zijn over de schutting van hun tuin weggevlucht, maar hij is als represaille voor een aanslag op Duitsers gefusilleerd.’
De Duitse inlichtingendiensten zijn nog meer op het spoor gekomen. De Christelijke Ambachtsschool wordt in november bezocht door drie SD-officieren die directeur Ofman ondervragen over een vergadering die in de school heeft plaatsgevonden op 24 oktober, de dag van de succesvolle bevrijdingsactie van de LKP in het Haagseveer. Een paar haastig gealarmeerde koeriersters gaan direct op pad om illegale werkers en verzetsleden te waarschuwen om niet meer naar de school te komen. Hoewel De SD niets wijzer wordt na de ondervraging is het voorlopig te riskant om verzetsactiviteiten in de school uit te voeren. Nog beperkt en heel geleidelijk worden de werkzaamheden die nergens anders gedaan kunnen worden pas na een aantal weken weer hervat.
Tegen het einde van de maand zou nog blijken hoe risicovol de acties van de knokploegen zijn wanneer de verzetswerkers van de school het nieuws vernemen dat Samuel Esmeijer bij een voorverkenning voor een bevrijdingsactie in Apeldoorn na een vuurgevecht om het leven is gekomen. De verslagenheid en het gemis van de slechts 23-jarige Samuel, alias "Paul” is enorm. Hoewel Samuel in de voorafgaande periode, na opgeklommen te zijn tot provinciaal LKP-leider, zich minder met de dagelijkse gang van zaken was gaan bezighouden en er meer sturing was gekomen vanuit de organisatie van de Binnenlandse Strijdkrachten was het respect voor hem nog altijd groot. Overgaan tot een liquidatie door een knokploeg in de regio Rotterdam werd tot voor kort pas na toestemming van Samuel uitgevoerd. Nu, en zeker na zijn dood leek het erop alsof ook binnen het Rotterdamse verzet steeds willekeuriger werd omgegaan met het liquideren van pro-Duitse personen. Waar eerst een beslissing nog zorgvuldig werd afgewogen leek het recht nu volledig in eigen handen genomen te worden en hing de opdracht tot een liquidatie vooral af van hoe groot de kans op repressailes was.
De grimmigheid en het aantal liquidaties nemen die periode hand over hand toe. Diezelfde broodbezorger van Van der Meer & schoep die eerder getuige was van de arrestatie van Prohn in de Rodenrijselaan zou een paar weken later, in de ochtend van 18 december nog een keer getuige zijn van een incident: ‘Ik zag die ochtend, terwijl ik de poort van de bakkerij in de Willebrordusstraat uitliep, juist een fietser in snelle vaart van het plein de St. Agathastraat inrijden. Even later hoorde ik een paar knallen. In de St. Agathastraat bij de achteringang van het Bergwegziekenhuis zag ik een figuur in zwart uniform liggen. Al snel vernam ik in de bakkerij dat het om een NSB-inspecteur ging die een gewonde verzetsstrijder in het ziekenhuis zou gaan verhoren. Uit veiligheidsoverwegingen gebruikte hij niet de hoofdingang aan de Bergweg maar de achteringang aan de St. Agathastraat. Die aanslag heeft hij, als ik mij goed herinner, niet overleefd.
Het dodelijke slachtoffer bleek NSB’er Theo Hendriksen te zijn, die in opdracht van het (NSB) gemeentebestuur als vertrouwensman was aangesteld in het Bergwegziekenhuis. Zelf inwonend in het Bergwegzekenhuis werd hij bij het verlaten van het ziekenhuis bij de uitgang aan st. Agathastraat door een knokploeglid van zijn fiets geschoten. Of hij een groot gevaar vormde voor het verzet die kostte wat het kost uit de weg geruimd moest worden is de vraag. Het is in ieder geval tekenend voor de periode van de laatste maanden voor de bevrijding. De hardheid en meedogenloosheid van de Duitse bezetters in de jacht op verzetsactiviteiten werd beantwoord met nietsontziende, meedogenloze tegenacties. De toename van dit buitensporige geweld vergrootte de angst onder de bevolking alleen maar meer. Dit werd ook de knokploegen kwalijk genomen door sommigen.
De Christelijke Ambachtsschool zou nog één keer door de Sicherheitsdienst, nu in gezelschap van Grüne poizei worden bezocht. Het is inmiddels hartje winter en vanwege de ijzige kou is de school gesloten. Slechts één leraar is aanwezig en is bezig met het maken van patroonhouders voor de LKP wanneer hij plotseling vreemde geluiden hoort. De school blijkt te worden overvallen door de SD en Grüne Polizei, waarbij alles overhoop gehaald wordt. Snel verstopt hij de spullen en gaat voordat hij gezien wordt aan een filmtoestel werken.
Tegelijk met de overval in de school wordt de conciërge in zijn woning aan de Bergsingel gearresteerd en wordt zijn huis met grof geweld doorzocht. Zelfs de matrassen moeten het ontgelden als ze met bajonetten worden opengesneden. Onder schot wordt hij vervolgens naar de school gebracht. Directeur Ofman overkomt vrijwel tegelijkertijd hetzelfde. Ook hij wordt thuis gearresteerd terwijl zijn woning ruw doorzocht wordt. Een aanwezige radio, wat wapens en munitie worden niet gevonden, alleen een grote foto van koningin Wilhelmina - een geschenk van leerlingen - wordt ontdekt en in stukken gescheurd. Ofman wordt vervolgens eveneens naar de school gebracht en geconfronteerd met de leraar, de conciërge en een aantal verdachte spullen die daar inmiddels gevonden zijn. Terwijl bijna vijf uur lang de school verder doorzocht wordt blijven de drie mannen volhouden van niets te weten. De leraar komt vrij met zijn argument dat hij in de school alleen aan een filmtoestel aan het werk was. Ofman en de conciërge worden naar het politiebureau aan het Haagseveer overgebracht.
De conciërge wordt de dagen die daarop volgen zwaar en langdurig verhoord. Na tien dagen en tot grote frustratie van de SD wordt, omdat de verhoren niets opleveren, besloten hem over te brengen naar een Duits strafkamp. Dit nieuws bereikt het verzet. Tijdens het transport naar Duitsland lukt het hem om met hulp in de omgeving van de Achterhoek te ontsnappen. Na vervolgens eerst weer in handen te zijn gevallen van de lokale bezettingsmacht die hem daar tewerkstelt wordt hij na een aantal weken vanwege een slechte voet afgekeurd. Lopend op klompen onderneemt hij met zijn slechte voet de lange terugtocht naar Rotterdam, waar hij ruim vijf weken na zijn arrestatie weer uitgeput arriveert.
Directeur Ofman is ruim drie weken na de opsluiting zonder verder verhoor onverwacht vrijgelaten. Hij moet toezien dat de school in de tussenliggende periode door de Duitsers is geplunderd. Het betekent zeker niet het einde van de LKP, maar het schoolgebouw zou tot aan de bevrijding nagenoeg verlaten blijven.
Reactie plaatsen
Reacties