De grote razzia

Gepubliceerd op 11 maart 2022 om 08:43

Terwijl de Duitse bezetters in het nauw gedreven werden door de oprukkende geallieerden, doemde bij hen het besef op van het dreigende gevaar dat een toenemend aantal Nederlandse mannen en vrouwen zich bij het verzet zou aansluiten. De landelijk gecoördineerde spoorwegstaking in september en de geslaagde bevrijdingsactie van de LKP uit het Haagseveer waren na de gebeurtenissen van Dolle Dinsdag duidelijke tekenen van groeiende en steeds professioneler wordende verzetsactiviteiten. In Frankrijk en België hadden groepen mannen eerder al hevige tegenstand geboden door zich na nachtelijke wapendroppings en met informatie uit het illegale geallieerde inlichtingennetwerk gewapend tegen de bezetters te richten. Zo'n scenario moest in het nog bezette deel van Nederland voorkomen worden. Tegelijkertijd bleef de dringende behoefte bestaan aan arbeidskrachten in Duitsland en werd het noodzakelijk geacht om de verdedigingslinies in het oosten van Nederland verder te versterken.

 

Om die redenen werden in het diepste geheim voorbereidingen getroffen om, gebruikmakend van het element van verrassing, in één keer de mannelijke bevolking tussen 17 en 40 jaar uit de vier grootste steden van West-Nederland weg te voeren. Organisatorisch vormde dit een immense uitdaging, aangezien voldoende manschappen nodig waren om gelijktijdig in vier steden een razzia uit te voeren. Het meest haalbare scenario voor de 8.000 Duitse militairen en Grüne Polizei die hiervoor toegewezen konden worden, was dat de razzia stad na stad zou worden uitgevoerd. Rotterdam kreeg vanwege zijn ligging dicht bij de geallieerde opmars vanuit het zuiden de hoogste prioriteit.
De voorbereidingen vereisten troepenverplaatsingen en veel onderlinge communicatie. Hoewel alleen op het hoogste niveau de aard van de operatie bekend was pikte het verzet in Rotterdam signalen op dat er iets stond te gebeuren dat te maken zou hebben met het wegvoeren van grote aantallen Rotterdamse mannen. Wanneer dit zou gaan plaatsvinden was alleen niet duidelijk. Nu alleen een vaag bericht verspreiden zou de Duitsers alleen maar in de kaart kunnen spelen. Het verzet hoopte de bevolking nog op tijd te kunnen waarschuwen wanneer er meer details bekend zouden worden.

 

De bezetters slaagden erin om toch op een onverwacht moment hun operatie te starten. In de nacht van 9 op 10 november werd de wachtcommandant van het politiebureau Bergsingel verrast door een melding dat de Bergwegbrug plotseling leek te zijn afgesloten door Duitse militairen. Bij zijn poging om inlichtingen in te winnen bij het hoofdbureau aan het Haagseveer bleek de telefoon niet meer te werken. Niet lang daarna werd duidelijk dat niemand meer telefonisch met elkaar in contact kon komen. Groepen Duitse soldaten marcheerden ondertussen naar verschillende strategische plekken in de stad en een groep militairen verzamelde zich bij restaurant Lommerijk aan de Straatweg. In stilte werd de binnenstad hermetisch afgesloten van de buitenwijken. De Nieuwe Maas, de Delfshavense Schie in het westen, het Schiekanaal en het Noorderkanaal in het noorden, en de Boezem aan de oostelijke kant vormden de grens. Bruggen werden opengezet of versperd en werden door Duitse militairen met mitrailleurs bewaakt. Ongezien de binnenstad in- of uitgaan was onmogelijk geworden.
Bij het aanbreken van de dag weerklonken geweerschoten en het ratelen van machinegeweren in de buitenwijken van de stad. Voor de bewoners in de binnenstad was het onduidelijk wat er precies gaande was. Alleen langs de Delfshavense Schie en de Boezem zagen ooggetuigen dat straten aan de overkant van het water waren afgezet, en dat er veel Grüne Polizei en Duitse militairen op de been waren die huis na huis binnengingen en Nederlandse mannen meenamen. Geruchten over de betekenis van deze gebeurtenissen verspreidden zich snel en vergrootten de onzekerheid. Alleen het verzet begreep wat er aan de hand was en probeerde via een haastig gestencild pamflet het bericht te verspreiden dat mannen moesten onderduiken voor een naderende razzia die binnen de kortste keren ook hun buurten en straten zou treffen. De reacties van de bewoners waren wisselend. In de binnenstad kon men nog vrij bewegen. Kon het zijn dat de Duitsers vandaag al genoeg mannen zouden oppakken? De geruchtenstroom over de reden van de razzia suggereerde dat er misschien tijdelijk wat mannen nodig waren voor verplicht werk in de omgeving van Rotterdam. Bovendien vertrouwden sommige mannen erop dat ze een vrijstelling van hun werkgever konden krijgen.

 

De mannen in het bakkerijcomplex van Van der Meer & Schoep aan het Willebrordusplein namen liever het zekere voor het onzekere. Ze besloten die avond om in de bakkerij te overnachten. Hun nachtrust bleek van korte duur, want om twee uur 's nachts werd er stevig op de deur gebonsd door Duitse militairen. Als een kat in het nauw gedreven verborgen de bakkers zich terwijl één van hen de militairen bij de deur vroeg naar de reden van hun bezoek. Snel werd duidelijk dat de militairen niet op zoek waren naar mannen, maar 7.000 broden kwamen opeisen voor de Wehrmacht en Grüne Polizei, die waren ingezet voor de razzia.

Verkoopleider Mels Koster, die boven het bakkerijcomplex woonde, werd gewekt en onderhandelde met de Duitse autoriteiten om vrijstellingen te regelen voor de bakkers die de broden moesten bakken. Vlug stelde hij een lijst op en zette daar ongeveer twee keer zoveel personen op dan er daadwerkelijk nodig waren. Zo had hij marge om eventueel later op de dag nog wat extra mensen uit de handen van de Duitsers te houden.

Het briefje aan de bakkers van Van der Meer en Schoep waarin de Duitse Wehrmacht 7.000 broden opeist.

Het was inmiddels 5 uur 's nachts toen het mitrailleurgeknetter opnieuw weerklonk, maar nu veel dichterbij dan de nacht ervoor. De binnenring van de stad was nu aan de beurt. Vanaf de hoek van de Schiekade en de Bergweg liepen groepen Duitse militairen de wijk in. Er werd geschreeuwd en in de lucht geschoten. Pamfletten werden in de brievenbussen geduwd, terwijl sommige militairen en agenten van de Grüne Polizei op voordeuren bonkten of aanbelden om pamfletten persoonlijk af te geven. Een omroepwagen reed door de straten en las de inhoud van het pamflet voor:

 

 

Gerard uit de Schiebroeksestraat was één van de vele mannen die zich verplicht op straat moest melden: ‘Om het kort te houden, dankzij dokter Hermans was ik bijna aan een vrijstelling toe toen op 11 november, heel vroeg in de morgen de Duitsers aan de deur stonden. Mijn vader probeerde nog uit te leggen dat ik eigenlijk mijn bed niet uit mocht omdat dat mijn "toestand" zou verslechteren, maar de officier gaf de dringende raad om mee te gaan. Ik liep de kans dat minder geduldige soldaten me uit huis zouden halen. Koffer gepakt en daar ging ik dus.’
Buiten hing een intimiderende sfeer. Gerard werd in een groep met andere mannen opgedreven in de richting van het Bergwegziekenhuis. Kennelijk was dit bedoeld als het eerste verzamelpunt. Aan de achterzijde van het ziekenhuis, aan de st. Agathastraat, richtten militairen dreigend hun machinegeweren op de mannen die naar binnen moesten. Een Nederlandse politieagent, die eveneens verplicht moest opdraven voor de arbeidsinzet en gedwongen mee naar binnen moest, kreeg nog in onvervalst Duits “saboteur” nageroepen en zag naast hem kogels inslaan in de grond. In het ziekenhuis ging even het gerucht dat iedereen een medische keuring zou ondergaan, maar dat bleek niet het geval. De groepjes mannen die naar binnen waren geleid werden verzameld tot grotere groepen en werden vervolgens in colonne naar de tramremise aan de Kootsekade bij de Straatweg gemarcheerd.
Later in de ochtend arriveerden meer groepen mannen in de remise, waarvan sommigen zich verbazingwekkend genoeg spontaan alsnog hadden gemeld, nadat het ze eerder was gelukt om zich te verbergen. Twee jonge mannen vertelden hoe ze zich in de ochtend aan de Bergweg hadden verscholen in een kelder toen een buurvrouw, van wie haar echtgenoot was meegenomen hen dreigde te verraden. Of haar reactie door angst of jaloezie gedreven was wisten ze niet, maar ook bij sommige andere achtergebleven vrouwen waren die ochtend de emoties hoog opgelopen tegen vrouwen waarvan vermoed werd dat hun echtgenoten of zonen zich niet gemeld hadden.
In de middag kwam Gerard's vader nog naar de tramremise met een pannetje snert. ‘Die had mijn moeder nog gemaakt. Ik heb die soep op de treeplank van de tram opgegeten. Daarna moesten we de verdere dag en de nacht doorbrengen in één van de tramwagens. In die remise ontmoette ik mijn neef uit de Wiekstraat en enkele jongens uit de Vinkenstraat en daar heb ik me bij aangesloten voor de verdere tijd die we nog moesten gaan doorbrengen.’ 
Op 12 november, een dag waarop het voortdurend zou regenen, vertrok Gerard met de stoet mannen lopend vanaf de tramremise. ‘Nagewuifd door enkele familieleden en geliefden ging het langs de Straatweg en de Molenlaan naar wat later bleek Waddinxveen. Daar in de fabriek van Dobbelman hebben we kletsnat de nacht doorgebracht.’ Er waren die nacht onbewaakte momenten om er alsnog tussenuit te knijpen, maar Gerard en zijn neef hebben het maar kort overwogen. ‘Want waar moesten we in Rotterdam blijven? Onze moeders konden absoluut niet liegen, zodat thuisblijven ook al niet aantrekkelijk was. Bovendien hadden ze nog onze bonkaarten en dat heeft, naar later bleek, nog een beetje geholpen.’ 
Bij het aanbreken van de volgende dag zette de groep hun tocht verder voort in de richting van Utrecht. Gerard's groep zou uiteindelijk lopend bij kamp Amersfoort arriveren, waarna hij per trein in Duitsland terecht zou komen. Hij zou de rest van de oorlog daar doorbrengen.

 

Voor de Duitse bezetters was de razzia in Rotterdam een groot succes. Voorafgaand aan de actie was ingeschat dat het mogelijk moest zijn om 40.000 mannen op te pakken, maar in slechts twee dagen tijd waren ze erin geslaagd om 52.000 van de ongeveer 70.000 mannen tussen 17 en 40 jaar te verzamelen en weg te voeren. Verzetsleden die in die dagen uit de klauwen van de Duitse Wehrmacht en Grüne Polizei hadden weten te blijven, waren vernietigend in hun oordeel over de Rotterdamse bevolking. Een maand later publiceerde het ondergrondse verzetsblad Vrij Nederland: 'Vijftigduizend Nederlandse mannen laten zich als schapen wegvoeren en evenzoveel vrouwen zien toe hoe hun mannen en zoons weerloos naar Hitlers slachtbank worden geleid.' Het verrassingseffect, de intimiderende sfeer op 10 en 11 november, en de angst voor represailles hadden de bevolking volledig verlamd.

 

Een relatief klein aantal mannen was erin geslaagd met succes onder te duiken. Mels Koster van Van der Meer & Schoep was het zelfs gelukt om, dankzij zijn ruim opgestelde lijst van benodigde bakkers en met hulp van een tot ambulance omgebouwde auto van het verzet, een aantal personen die op zoek waren naar een onderduikadres onder te brengen op de meelzolder van het bakkerijcomplex aan het Willebrordusplein. Daar zouden ze blijven, totdat ze van nieuwe, valse papieren voorzien waren en zich weer in het openbaar konden vertonen.

 

Op straat werd het inmiddels stiller en stiller. Maar ook steeds grimmiger.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Jan Willem Cleijpool
3 jaar geleden

L.S.
Graag wil ik u wijzen op het burgerinitiatief "Razzia Monument Rotterdam". Wij streven naar een monument voor alle slachtoffers van de razzia van 10 en 11 november 1944 in Rotterdam en Schiedam. Meer informatie is te vinden op: www.razziamonument.nl en op onze facebookpagina: https://www.facebook.com/razziamonument

Ik zal uw blog delen op onze FB pagina.

Vriendelijke groeten,
Jan Willem Cleijpool - Secretaris
Razzia Monument Rotterdam

Ronald Hegmans
3 jaar geleden

Dank voor het delen, veel succes met het initiatief!
Vriendelijke groeten,
Ronald Hegmans