In verzet - trouw aan God en Vaderland

Gepubliceerd op 3 februari 2022 om 17:02

Dat de acties van collaborateur Anton van der Waals zo succesvol waren had hij te danken aan het feit dat zeker in de eerste helft van de bezettingsperiode er nog weinig sprake was van een degelijk georganiseerd verzet. Veel verliep nog ongecoördineerd en via slechte onderlinge veiligheidsprocedures. Door onervarenheid en onvoorzichtigheid was het gevaar groot om tegen de lamp te lopen en in handen van de Sicherheitspolizei en SD te vallen. 
Een overgroot deel van de bevolking onthield zich van openlijke acties die ze in gevaar zouden kunnen brengen en probeerde zo goed als het kon de bezettingsperiode door te komen. Er werd stil geluisterd naar de uitzendingen van de BBC en Radio Oranje en enkelen durfden passief te protesteren door op de verjaardag van een lid van het koningshuis rode, witte en blauwe kleding buiten aan de waslijn te hangen. Maar naarmate de beloofde Duitse welwillendheid richting de bevolking omsloeg naar het verzwaren van maatregelen, het verwijderen van Joden uit de samenleving en het verplicht stellen van werken in Duitsland, groeide de weerstand, maar ook de angst voor represailles.

 

Een kleine groep liet zich desondanks niet afschrikken en zette verzetsactiviteiten op in de vorm van hulpverlening aan onderduikers, het vervalsen van persoonsbewijzen, het schrijven van valse doktersverklaringen en het verspreiden van illegale krantjes. Dit laatste begon een vlucht te nemen vanaf het moment dat de Duitse legers aan de oostgrens van Europa in Rusland en in Noord-Afrika hun eerste nederlagen incasseerden. In de gelijkgeschakelde pers werd dat nieuws klein gehouden maar iedereen die zijn radio had afgestemd op de BBC en Radio Oranje hoorde hoe het tij begon te keren.

 

Op last van de Duitse bezetters wordt om die reden in het voorjaar van 1943 iedereen gesommeerd om zijn radiotoestel in te leveren.  Voor de wijk zijn H. Bavinckschool in de Berkelselaan en een adres in de Vrijenbansestraat aangewezen als inzamelpunten.  De boodschap is helder: het niet inleveren van radiotoestellen wordt beschouwd als een vorm van verzet en zal worden bestraft.  Veel wijkbewoners leveren hun toestel in, maar er zijn er ook een paar die hun radio houden en hun toestel op ingenieuze wijze in huis achterin een kast of een verborgen holle ruimte verstoppen. Het nieuws van de BBC en van Radio Oranje bereikt daardoor nog steeds kleine groepen van luisteraars. Enkele daarvan typen de radioberichten over met het doel om deze gestencild te verspreiden onder bevriende en betrouwbare kennissen. Zo ontstaan er netwerkjes van illegale verspreiding van kleine krantjes en pamfletten met namen als de Wacht, Bulletin en de Nederlander. Een groter netwerk van illegaal gedrukte kranten zoals Vrij Nederland, Trouw, het Parool, en de Waarheid die kleinschalig al actief waren bloeit in deze periode eveneens op, met op meerdere plekken in Nederland illegale drukkerijen, koeriers en bezorgers.  

Dat stencilen, ophalen en bezorgen moest zo onopvallend mogelijk gebeuren en was risicovol. Vaak werd er gebruik gemaakt van zogenaamde schakels met daarbinnen afgebakende taken. Zo kon worden voorkomen dat personen bij een mogelijke arrestatie te veel kennis van het hele proces hadden en van degenen die er allemaal bij betrokken waren. Voor het ophalen of verspreiden van krantjes werden vaak kinderen ingezet. ‘Ik vermoed dat 't in 1943 begon, de zomer van 1943.’, vertelt een toenmalige jonge bewoner van het Lisplein jaren later daarover. ‘Voor de familie Prohn in de Rodenrijselaan haalden wij af en toe bij kennissen en vrienden stencilpapier af. Dat werd gebruikt voor het illegale krantje De Nederlander. Wij, dat waren Chris Prohn en een of twee vriendjes van hem en Leo en ik. Chris en ik zaten tot 1940 in dezelfde klas van de lagere school en Leo was mijn jongere broer. Soms liepen we met z'n vieren of vijven over de Bergweg naar de Rodenrijselaan met een pak papier onder onze arm. Dat was eigenlijk best wel opzichtig. Later begreep ik dat de naam De Nederlander geleend was van het dagblad De Nederlander, de krant van de Christelijk Historische Unie. Prohn was hervormd. De Nederlander was bedoeld als tegenhanger van het gereformeerde illegale krantje Trouw.  
Vaak liepen Leo en ik 's morgens van het Lisplein - waar we woonden - naar de Rodenrijselaan. Iets voor zevenen drukten we de brievenbus open, trokken aan het kettinkje om de deur te openen, liepen de lange trap van het bovenhuis op en gingen de huiskamer binnen waar meneer Prohn om 7 uur het nieuws van Radio Oranje noteerde en het belangrijkste daarvan onderaan het stencil typte. Dat stencil werd met de bovenkant vastgezet aan de stencilmachine en daarna werden er honderden afdrukken gedraaid. We vouwden de afdrukken met de hand, later nam een vouwmachine dat werk over. Wanneer dat gebeurd was, werden de krantjes gebundeld. Leo en ik namen er 40 à 50 mee en brachten die op weg naar huis en school rond. Thuis werden er een stuk of wat in het buffet gelegd, want in de loop van de dag werden er exemplaren afgehaald.  
Ons jongste broertje Guus zag natuurlijk wat er thuis gebeurde. Eens op een dag deed hij de voordeur open nadat er aangebeld was en vroeg: "Komt u een krantje halen?" Wat waren we onvoorzichtig. Een andere keer, op een morgen op weg naar school lopend, zag ik op de hoek van de Schiebroekselaan twee mannen naar me toekomen. Ik nam geen risico, draaide me om, vloog de trap van een bovenhuis waarvan de dienstbode of bewoonster het stoepje aan het doen was en stopte de krantjes in een rol het w.c. gat in, gaf ze een zet na en trok door. Opgelucht liep ik de trap af, bedankte de mevrouw en ging naar school. Die mannen zag ik niet meer.’

 

Onopvallendheid was het sleutelbegrip. En de mogelijkheid om onopvallend te zijn werkte wonderwel zeer goed aan de Christelijke Ambachtsschool aan de Gordelweg. Gelegen aan de rand van de stad en bezocht door zo'n 2.000 leerlingen van verschillende dag- en avondopleidingen bood het gebouw onderdak aan allerlei groepen die elkaar niet kenden. Ideaal voor verzetswerkers die anoniem en veilig illegale activiteiten wilden opzetten.  
Al vrij kort nadat de bomschade van 14 mei 1940 aan het gebouw hersteld was en de opleidingen weer waren begonnen startte een kleine groep met medeweten van de schooldirectie en de conciërge met het stencilen en verspreiden van een kopie van het illegale blad Vrij Nederland. Een veilige verbinding met de organisatie van Vrij Nederland verliep door de oorlogsomstandigheden niet gemakkelijk en min of meer uit nood geboren werd vanaf augustus 1941 maandelijks een eigen verzetskrantje, De Vijfde Colonne vervaardigd en via schakels van betrouwbare families en kennissen onopvallend verspreid. 
Toen na ruim een half jaar de contacten weer op een veilige manier hersteld waren stond de groep voor de keuze om zich weer aan te sluiten bij Vrij Nederland, of om voor het drukken en de verspreiding van een Rotterdamse editie van het ondergrondse blad Trouw te gaan. Dit laatste paste beter bij de gereformeerde geloofsovertuiging van de directie en de groep drukkers en koeriers, grotendeels jongvolwassenen die niet op zoek waren naar sensatie, maar principieel 'Met God voor Nederland en Oranje de strijd aanbonden tegen de tyrannie van het Germaansche heidendom’.  
Dit laatste schrijft directeur Ofman van de school een half jaar na de bevrijding. Het is opvallend dat veel jonge mannen en vrouwen die zich bezig hielden met verzetsactiviteiten diepgelovig van protestants-christelijke of katholieke afkomst waren. Gedreven door hun geloof waren ze bereid om de risico's te aanvaarden die ze liepen bij hun acties. "Trouw aan God en Vaderland.”

 

augustus 1941 - de eerste editie van "De vijfde colonne", vervaardigd in de christelijke ambachtsschool 

De christelijke ambachtsschool aan de Gordelweg. Uiterst rechts het hofpleinviaduct.

 

Het verzetswerk in het schoolgebouw breidt zich naarmate de bezetting voortduurt verder uit. Er is behoefte aan ondersteuning aan de groep geestverwanten die zich in de loop van 1943 als Rotterdams district georganiseerd heeft en aansluiting heeft gevonden bij de Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO). Lokalen worden gebruikt voor vergaderactiviteiten, reparaties aan fietsen van koeriers worden uitgevoerd en glasplaatjes en inktwalsen, nodig voor het afnemen van vingerafdrukken voor valse persoonsbewijzen worden op school in het geheim vervaardigd. Onder leiding van de zoon van wiskundeleraar Geert Esmeijer, Samuel, wordt min of meer als verlengstuk van die organisatie in januari 1944 een vierkoppige knokploeg (KP) gevormd.  
Samuel Esmeijer, onder zijn schuilnaam bekend als “Paul”, heeft met zijn niet afgemaakte politieopleiding ervaring in recherchewerk opgedaan en een talent voor organisatie en structuur. Met zijn knokploeg, "ploeg Paul" richt hij zich vanaf de oprichting allereerst op het inwinnen van inlichtingen over handlangers van de Sicherheitspolizei en SD. De knokploeg gaat zich verder actief richten op het overvallen van distributiekantoren om aan bonnen voor onderduikers te komen en op het bevrijden van gearresteerde verzetsleden uit politiebureaus. Buitgemaakte bonnen en wapens worden zorgvuldig in de school verborgen. Leraren die te vertrouwen zijn en gespecialiseerd zijn in bijvoorbeeld metaalbewerking, wordt gevraagd wapenonderdelen te maken. In de autowerkplaats worden door de motordienst, onder leiding van de zoon van directeur Ofman reparaties gedaan aan auto's, vaak gestolen exemplaren die 's nachts verspreid in de stad op geheime locaties in garages verscholen staan. Alles onopvallend en in het grootste geheim. 
 
Ondanks alle voorzichtigheid begint de naam van Samuel Esmeijer in het voorjaar van 1944 te circuleren bij de Sicherheitsdienst. In april van dat jaar worden de ouders, zus, broer en zwager van Samuel gearresteerd voor verhoor. Over Samuel wordt niets verdachts prijsgegeven en na een week worden de familieleden weer vrijgelaten. Een link met de Christelijke Ambachtsschool is evenmin gevonden, wat mede te danken is aan het feit dat de schooldirectie het gebouw 's nachts ter beschikking moest stellen aan Duitse soldaten die de school als observatiepost gebruiken voor de bewaking van de spoorlijnen bij de kruising van de Ceintuurbaan en de Hofpleinlijn. Er was geen reden om aan te nemen dat in hetzelfde gebouw illegale activiteiten zouden plaatsvinden en er werd daarom niet naar gevraagd.    
 
Samuel, alias “Paul” maakt intussen naam in het ondergrondse verzet. Onder zijn leiding wordt een tweede ploeg, “ploeg Rien”, met Marinus van der Stoep als tweede man opgericht. Kort daarna sluit een 3e ploeg in Rotterdam zuid, "KP-Zuid” onder aanvoering van Kees Bitter aan. Als laatste, na goed overleg met een zelfstandig opererende groep uit kralingen, wordt de 4e ploeg, "ploeg Jos” onderdeel van de LKP (Landelijke Knokploegen) Rotterdam. Naast het plegen van overvallen vinden er nu ook liquidaties op Duitsgezinde personen plaats die een gevaar vormen voor de uitvoering van verzetsactiviteiten. Liquidatie wordt niet licht opgevat en het is regelmatig een onderwerp dat druk besproken wordt binnen de Rotterdamse afdeling. Samuel is gereformeerd en zich terdege bewust dat ze zich voor een dergelijke daad voor God zullen moeten verantwoorden. Voorafgaand aan acties die onder leiding van Samuel uitgevoerd worden gaat de ploeg gezamenlijk in gebed. Na een actie worden er vaak psalmen gezongen. 
 

Het is inmiddels zomer 1944. Terwijl de situatie meer en meer verhardt is er tegelijk ook hoopvol nieuws. De geallieerden zijn inmiddels in Normandië geland en zijn begonnen aan de bevrijding van de bezette gebieden in Europa. De oorlog lijkt daarmee een laatste fase in te gaan. 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.