Het gelijkschakelen van de Nederlandse samenleving aan de nationaalsocialistische principes en de Duitse organisatiestructuur werd stap voor stap sterker opgedrongen en sijpelde ondertussen verschillende bedrijven en instanties binnen. Het vernislaagje van Duitse welwillendheid richting het Nederlandse volk kon niet verbergen dat meewerken vaak geen verzoek maar eerder een bevel was. Meewerken kon bijvoorbeeld zoiets betekenen als waar de broodbakkers van T. den Hartigh aan de Bergweg mee geconfronteerd worden. Zij krijgen de opdracht om voor de Duitse manschappen dagelijks 20.000 broden te gaan bakken. Het benodigde meel wordt door de Duitsers zelf verstrekt en de broodbakkers krijgen betaald voor het werk, maar ongewild worden de bakkers voor de Duitse bezetters aan het werk gezet. Ook de bakkerij van Van der Meer & Schoep ontkomt daar niet aan. Al tijdens de mobilisatie was het bakkersbedrijf aangewezen als militaire bakkerij voor de in de stad gelegeerde Nederlandse militairen. Die rol dienen ze te blijven vervullen, maar nu voor Duitse soldaten.
1940 - foto's uit een Duits album met broodbakkers van T. den Hartigh.. Op de bovenste foto's op het eerste blad in gezelschap van een Duitse militaire toezichthouder
Geneesheer-directeur Hekman van het Bergwegziekenhuis krijgt in augustus 1940 een bezoek van een aantal officieren van de kriegsmarine met de opdracht een vleugel van het ziekenhuis vrij te maken en beschikbaar te stellen voor het verplegen van Duitse marineslachtoffers door Duitse artsen en Duitsgezind personeel. Directeur Hekman weet het nog zodanig uit te onderhandelen dat de officieren akkoord gaan met een vrijstaande barak op het terrein, met een eigen toegang via de achteringang van het ziekenhuis die normaal gesproken voor de verpleging van difteriepatiënten gebruikt wordt. De Duitse afdeling van het ziekenhuis kan daardoor geïsoleerd en zelfstandig opereren en de directeur weet daarmee slim Duitse bemoeienis buiten de rest van het ziekenhuis te houden. Als intermediair stelt directeur Hekman één van zijn goed Duitssprekende verpleegsters aan die hij in vertrouwen vraagt om in de barak een oogje in het zeil te houden en ongeregeldheden aan hem te rapporteren.
De Duitsers opzettelijk tegenwerken durft nog bijna niemand, maar tegen provocerende NSB’ers laait de woede en frustratie wel openlijk op. Kort na de capitulatie voelt de NSB zich vrij om hun positie in de maatschappij terug te claimen, allereerst op straat door de verspreiding van hun krant Volk en Vaderland weer in uniform op te starten, ondanks het nog officieel geldende verbod uit 1933. Dit gedrag lokt richting de colporteurs op straat en voor de deur van de kringhuizen opstootjes uit met tegenstanders van de praktijken van de NSB. Agenten van het bureau Bergsingel worden geconfronteerd met vechtpartijen bij het kringhuis aan de Bergweg die soms massale vormen aannemen. De WA, de Weer Afdeling van de NSB die het kringhuis en colporterende NSB’ers tracht te beschermen voelt zich gerechtigd om de politie opdracht te kunnen geven om op te treden tegen de relschoppers. De agenten weigeren echter om orders van de WA op te volgen en dat leidt tot klachten over de agenten bij hoofdcommissaris Einthoven van de gemeentepolitie. De hoofdcommissaris houdt voet bij stuk, wijst op het verbod tegen het dragen van uniformen en deelt mee dat de WA de politie geen opdrachten kan verstrekken. Dit en nog een andere reeks aan gebeurtenissen die tegen de NSB gericht zijn houdt de agenten nog even uit de wind, totdat eind augustus 1940 hoofdcommissaris Einthoven voor onbepaalde tijd verlof krijgt toegewezen. Veel agenten van de Rotterdamse politie komen daarna al snel in een lastig parket.
Waarnemend hoofdcommissaris Roszbach en zijn opvolger Boelstra stellen zich gaandeweg pro-NSB (beiden worden lid van de beweging) en pro-Duits op en gaan mee in de door de bezetter geïnitieerde reorganisatie van het politiekorps. De karabijnbrigade en bereden politie waren een maand na de capitulatie al opgeheven en het personeel werd verspreid over de resterende politieonderdelen. Gaten die nog in de personeelsbezetting zaten werden opgevuld met gedemobiliseerde Nederlandse militairen, waarbij het bureau Bergsingel er 12 van kreeg toegewezen. Op een nog grotere schaal worden in 1941 de gemeentepolitie, rijkspolitie en grenspolitie omgevormd tot een staatspolitie naar Duits organisatiemodel dat onder direct Duits bevel komt. De Nederlandse organisatie krijgt hierbij versterking van de Duitse Ordnungspolizei, ook wel Orpo's, of Grüne Polizei genoemd. De voormalige gemeentepolitie blijft verantwoordelijk voor handhaving op straat, maar dient vanaf dat moment alle activiteiten die anti-Duits zijn te rapporteren aan de Sicherheitspolizei und SD, het apparaat van de Duitse politieke recherche (de Sicherheitspolizei of Sipo) en de geheime inlichtingendienst (de Sicherheitsdienst of SD), die nauw met elkaar verbonden zijn en in alle door Duitsland bezette landen tijdens de Tweede Wereldoorlog hun intrede doen.
Voor veel agenten wordt het steeds lastiger om hun functie uit te oefenen zonder gewetensbezwaren. Ook daalt het onderlinge vertrouwen na de reorganisatie. Niet meewerken of het niet melden van anti-Duitse activiteiten kan zo maar door een collega gerapporteerd worden die op zijn beurt vreest voor represailles of die sympathie is gaan krijgen voor het nationaalsocialisme.
Ook binnen de Rotterdamse gemeenteraad begint het te rommelen. Eén raadslid, van Burink, een opportunist die zich heeft aangesloten bij de NSB begint voortdurend provocerend stampij te maken tijdens raadzittingen, waarbij de hele raad ervan langs krijgt en Burgemeester Oud wordt weggezet als vrijmetselaar en democraat van de oude stempel die niet langer geschikt is om het ambt van burgemeester uit te voeren. Pogingen in de raad om van Burink te doen zwijgen worden door hem dramatisch opgeblazen en keer op keer blaast hij ook zijn beschuldigingen verder op. Hij gaat daarbij zo ver dat hij Oud en de gemeenteraad verantwoordelijk stelt voor het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940. Bij een volgende raadszitting waarbij van Burink de publieke tribune heeft gevuld met geüniformeerde leden van de WA gaat hij wederom tekeer. Als er opnieuw een poging tot orde wordt ondernomen en de vergadering wordt geschorst weet van Burink theatraal de WA te melden dat het spreken hem onmogelijk gemaakt wordt. En zo gaat het door tot aan de vergadering waarin van Burink, nadat Seyss-Inquart alle politieke partijen met uitzondering van de NSB verboden heeft meldt dat het college van burgemeester en wethouders dan ook wel ontbonden kan worden. Als van Burink in de zaal probeert de voorzittershamer van burgemeester Oud af te nemen loopt het uit de hand. Van Burink wordt uit de raadszaal gezet.
Van Burink zint op wraak. Niet lang na dit incident dringt hij met 15 man WA het stadhuis binnen en met 5 man gaan ze de kamer van de burgemeester in. Daar wordt Oud vastgehouden en met een omgehangen schort met vrijmetselaarsteken tegen zijn wil gefotografeerd. De door de ambtenaren gealarmeerde politie arresteren de WA’ers. Zij krijgen voor de vorm een straf opgelegd die in werkelijkheid niets voorstelt. De positie van Oud is na dit incident al wankel, maar wordt onhoudbaar wanneer de Sicherheidsdienst informatie blijkt te hebben dat Oud zou willen uitwijken naar Engeland (hierover later meer). Seyss-Inquart adviseert Oud om de eer aan zichzelf te houden en zijn functie neer te leggen. Op 10 oktober 1941 wordt Oud eervol ontslag verleend. De NSB’er Müller neemt zijn positie als burgemeester in.
En ook in het gemeentelijke Bergwegziekenhuis wordt de druk opgevoerd om de directie en het personeel onder NSB- en pro-Duitse invloed te krijgen. Het begint in de zomer van 1941 met een verpleegster die als vakantiekracht invalt. Al vrij snel wordt duidelijk dat ze een NSB-lidmaatschap heeft en het vaste verplegende personeel blijft daardoor terughoudend en gereserveerd richting haar. Na de vakantieperiode ontvangt directeur Hekman een brief uit het stadhuis waarin geëist wordt dat moet worden uitgezocht langs welke weg het bericht van het NSB-lidmaatschap van deze verpleegster het ziekenhuis was binnengekomen. Directeur Hekman besteedt weinig aandacht aan deze brief, maar de eis om dit uit te zoeken houdt aan en intensiveert na een aantal maanden tot schriftelijke verwijten aan het adres van de directeur, waarbij hem de vraag gesteld wordt of hij ‘onbekwaam of onwillig is om deze eenvoudige taak uit te voeren’.
Ondertussen verschijnt in de NSB-krant Volk en Vaderland de oproep om leerling-verpleegster te worden en de sollicitaties van de vaak veel te jonge meisjes, die allemaal uit een NSB milieu komen worden doorgestuurd naar het Bergwegziekenhuis met de mededeling om hier een ruime keuze uit te maken. Als klap op de vuurpijl moet op last van burgemeester Müller een oude, lichamelijk ongeschikte verpleegster worden aangenomen. Alle acties zijn gericht op het partij kiezen vóór NSB'ers en tégen degenen die zich verzetten, waarbij het uitvoeren van het werk hen onmogelijk gemaakt wordt, en na weggewerkt te zijn vervangen worden door NSB’ers die zogenaamd voor rechtsherstel in aanmerking komen. Dit overkomt Directeur Hekman nu ook. Onder druk gezet door onmogelijke eisen, voelt hij zich genoodzaakt zijn ontslag in te dienen. Zijn medische staf wil zijn voorbeeld volgen, maar Hekman dringt er bij ze op aan dat zij in het belang van de patiënten hun taken blijven uitvoeren. Vrijwel direct nadat Hekman vertrokken is stopt de stroom met onmogelijke opdrachten. De oude, lichamelijk ongeschikte verpleegster hoeft niet worden aangenomen en de minimumleeftijd om in aanmerking te komen als leerling-verpleegster wordt verhoogd naar 19 jaar.
Een paar maanden later is er een NSB-directeur gevonden die de leiding neemt over het ziekenhuis. Hij dringt het nationaalsocialistische gedachtegoed niet op, maar een nieuw aangenomen hoofdverpleegster doet dat wel fanatiek. Het oorspronkelijke personeel van het ziekenhuis doet er alles aan weg te blijven van alle pogingen om het nazi-gedachtegoed over nemen en tegelijkertijd het ziekenhuis op een fatsoenlijke manier draaiende te houden. In de vrijstaande barak waar Duitse artsen en verplegend personeel van de kriegsmarine hun onderkomen hebben is de discipline inmiddels ver te zoeken. Er is veel lawaai een luid gezang te horen en regelmatig worden via de achteringang jonge vrouwen binnengesmokkeld die de artsen en personeelsleden gezelschap houden.
De rest van de bezettingsjaren zou het Bergwegziekenhuis in een ingewikkelde spagaat blijven van invloed en controle vanuit nationaalsocialistische hoek en de wil van het oorspronkelijk verplegend personeel om zo goed als mogelijk het ziekenhuis vrij van die invloeden te houden.
Reactie plaatsen
Reacties