Groeiende welvaart en een groeiende wijk (2)

Gepubliceerd op 20 augustus 2021 om 16:45

De nieuwe woonblokken die in de jaren ’20 in opdracht van de gemeente Rotterdam door architecten worden ontworpen en door woningbouwverenigingen of door de gemeente zelf in exploitatie worden gebracht vertegenwoordigen een modernere visie op bouwen en hebben qua bouwstijl een strakker en zakelijker karakter. Het deel tussen de hoek van de Willebrordusstraat en de Zestienhovenstraat aan de Bergsingel wordt in de stijl van de Amsterdamse School opgetrokken. De (vierde!) gereformeerde Fabiusschool aan de Bergsingel op nummer 132, gebouwd in 1921 en 1922 is door architect J. P. Logemann ontworpen in zakelijk expressionistische stijl. De school is een zogenaamde “kopschool” voor leerlingen van het zevende en achtste schooljaar en heeft, gescheiden door een binnentuin, een apart gymnastiekgebouw waar leerlingen van de drie andere gereformeerde lagere scholen eveneens gymlessen krijgen.

Fabiusschool gymles
Fabiusschool Bergsingel 132

+/- 1925: Gymles op de Fabiusschool 

 

Meer traditionalistisch van vorm is de rooms-katholieke Hendrik Bakkerschool, een lagere school aan de Veurstraat die in 1925 wordt gebouwd. Het schoolgebouw staat op het door het bisdom aangekochte perceel, waar dan alweer 10 jaar de houten katholieke noodkerk staat. Inmiddels is op ditzelfde perceel ook de pastorie gebouwd en is aangevangen met de bouw van de definitieve Heilige Familiekerk. Het bouwen hiervan zal in twee fases gaan. Achter de houten kerk is in juli 1925 eerst met het grondwerk gestart en wordt op 23 februari 1926 ceremonieel de eerste steen gelegd. Op 6 november 1926 komt de eerste helft van de nieuwe kerk in gebruik. De houten noodkerk, die op de plek staat waar het tweede deel van de definitieve kerk zal worden gebouwd kan dan worden afgebroken.
In december 1927 is de complete kerk klaar. De architecten Jos en Pierre Kuypers 
jr, zoon en kleinzoon van de architect van het Amsterdamse Rijksmuseum Pierre Kuypers, hebben een bijzonder kerkgebouw weten neer te zetten, maar echt volledig tot z’n recht komt het niet. De kerk is in een half verstopte positie gedraaid met de hoofdingang afgekeerd van de statige en groene Bergsingel, waardoor deze grenst aan een klein, kaal pleintje dat uitkijkt op de bogen van het Hofpleinviaduct. De Katholieke liturgische regie schrijft voor dat het koor en het altaar aan de achterzijde van de kerk altijd in oostelijke richting moeten staan en dat verklaart deze keuze, maar ook de zuidzijde van de kerk wordt deels onttrokken door de pastorie en de katholieke Hendrik Bakkerschool, waardoor er maar weinig van zichtbaar blijft. Het bisdom kon zich simpelweg geen groter perceel veroorloven. Voor de pastorie moest al extra geld geleend worden bij het bisdom van Haarlem met de afspraak om deze lening met 5.000 gulden per jaar af te lossen.
 

Op de eerste foto de houten noodkerk, met uiterst rechts de pastorie die in 1921 gebouwd is. Op de tweede foto de eerste steenlegging voor de definitieve Heilige Familiekerk op 23 februari 1926.

 

Een stukje verderop ondergaat het Eudokia ziekenhuis in die periode een zoveelste uitbreiding. Er komt een aanbouw op de hoek van de Bergsingel en de Veurstraat die in december 1927 in gebruik genomen wordt.  Het ontwerp van het gebouw is afkomstig van architect A.C. Lengkeek, die ook al verantwoordelijk was voor het ontwerp van de H. Bavinckschool in de Berkelselaan. Het is de derde grote uitbreiding van het Eudokia en er is gebruik gemaakt van de modernste voorzieningen zoals geluidsisolatie tussen de gangen, de kamers en de verdiepingen. Elk bed heeft een hoofdtelefoonaansluiting met een verbinding naar de radio en de kerk-telefoon van de Bergsingelkerk. Andersom is het mogelijk om vanuit de kerkzaal van de Bergsingelkerk via een microfoon de patiënten in het Eudokia op zondag rechtstreeks toe te spreken. Op termijn moet deze moderne vleugel het nieuwe hoofdgebouw worden. Het hele ziekenhuis is inmiddels door de verschillende uitbreidingen zo grillig gevormd dat het deel aan de Bergweg niet goed meer past voor verpleging. Wel als ruimte voor de ziekenhuisadministratie en als woongelegenheid voor zusters. Maar dat is voor de toekomst. Voorlopig is er nu ruimte voor 348 bedden.

 

Het laatste en meest noordelijke deel van de Bergsingel blijft op een klein, tijdelijk aangelegd sportveldje na nog relatief lang braak liggen, net als de rest van de noordelijke rand van de wijk. De Rodenrijsestraat eindigt ter hoogte van de Delfgaauwstraat die sinds de oorspronkelijke aanleg in 1913 nog altijd met noodklinkers bestraat is. Huizen staan er (op een klein blokje na) alleen aan de zuidzijde. Voorlopig vormt deze bebouwing nog de overgang tussen de stad en de polder. 
Inmiddels is wel begonnen met grondwerkzaamheden voor de aanleg van een compleet nieuwe woonwijk aan de westkant van het Hofpleinviaduct en westelijk van de Rotterdamse Schie in de Blijdorpse polder. De polder wordt daar ter voorbereiding opgehoogd met grond uit Rotterdam Zuid waar de nieuw ontwikkelde Waalhaven wordt uitgegraven en gevormd.

De Delfgaauwstraat in de richting van het westen in de jaren '20. Op de achtergrond de Hofpleinlijn 

Ook zijn in 1927 na een periode van bijna 30 jaar plannenmakerij de eerste graafwerkzaamheden gestart voor de aanleg van het Noorderkanaal. Dit geeft vooral bij het Liswater veel overlast. Stank en modder maken het daar bijna onleefbaar. Het Liswater zelf verandert in één grote modderpoel en stukken terrein eromheen zijn zo modderig dat spelende kinderen er enkele keren door hulpverleners met man en macht uit getrokken moeten worden. Maar nog erger dan de modder is de stank en de overlast van muggen en ander ongedierte. Het Liswater staat aan de andere kant van de Ceintuurbaan rechtstreeks in verbinding met het uitbreidende dorp Hillegersberg waar het afvalwater nog ouderwets in de sloten, en daarmee in het Liswater wordt geloosd. Het is deze problematiek dat de gemeente Rotterdam doet besluiten om een uitbreidingsplan voor te stellen waarbij bij de dorpen Hillegersberg en Schiebroek zullen worden ingelijfd bij Rotterdam. Aangezien de randgemeenten zelf onvoldoende in staat zijn om zelfstandig een eigen rioolnetwerk aan te leggen kan Rotterdam hierin tegemoetkomen met een aansluiting op het Rotterdamse netwerk.
Beide randgemeenten verzetten zich tegen het plan van annexatie dat in 1927 wordt voorgelegd en willen dat er een alternatief wordt gevonden. Het liefst in de vorm van een samenwerkingsmodel, waarbij de zelfstandigheid en identiteit van de randgemeenten gewaarborgd blijft. In onderlinge gesprekken richten zij zich in de maanden die er op volgen op deze 
kwestie. Een groep particuliere ondernemers presenteert daarbij onder andere een plan voor een "Tuinstad Ceintuurbaan” op het grondgebied van Hillegersberg met een aansluiting op de Kleiweg en de Rodenrijselaan dat alvast aangesloten wordt op het Rotterdamse rioleringsnetwerk. Er komt weinig concreets uit deze plannen, maar het zorgt er wel voor dat annexatie op de korte termijn wordt afgewend. 
 

 

Op een andere schaal speelt zich eveneens een proces af waarbij kleine zelfstandigen soms voor de keuze komen te staan om alleen door te gaan of opgenomen te worden in een groter geheel. Soms zijn zelfstandige winkeliers of fabriekjes met hun vaste afnemers nog prima in staat hun inkomsten te laten groeien. Zo gaat het met Simon Heijmans en zijn lederwarenfabriekje in de Berkelselaan aardig voor de wind. Begin jaren ‘20 verhuist hij naar de st Agathastraat, waar hij meer werkplaatsruimte ter beschikking heeft. Met zijn gezin gaat hij wonen in de Lisstraat, precies achter de werkplaatsen in de st Agathastraat. Zijn fabriek verkoopt producten niet langer meer exclusief aan de groothandel, maar nu ook rechtstreeks aan particulieren en hij  weet goed in te spelen op de toenemende vraag naar autojassen, chauffeurspetten, leren beenkappen en handschoenen die voor het opkomende auto- en motorverkeer gebruikt worden. Zijn klantenkring groeit nog verder als hij met zijn handel een beursstand op de Amsterdamse AutoRai van 1924 bemant en daarmee een nieuw publiek buiten Rotterdam weet te bereiken. 
De kleine, zelfstandige winkelbedrijfjes moeten het vooral van hun vaste clientèle in de directe omgeving hebben. De verzuiling speelt daarin een belangrijke rol. Een katholiek koopt bij voorkeur bij een katholieke winkelier, een socialist bij een coöperatie en protestanten bij winkels waar de eigenaar of familie dezelfde kerk bezoekt als zijzelf doen. Dat verklaart de grote hoeveelheid bakkers, zuivelwinkels, groenteboeren en slagers in de wijk. Voor iedere zuil is er wel een winkel en binnen dat aanbod is er weer een specialisatie voor het minder kapitaalkrachtige en meer welgestelde publiek.  
Waar binnen een branche en binnen een zuil sommige zelfstandigen elkaar beconcurreren om de gunst van de klant besluiten anderen juist de handen ineen te slaan en samen onder één naam verder te gaan. Bij de bakkers is dit het geval met de fabriek en broodbezorgers van Arie P. Versluys aan het Willebrordusplein. De broodfabriek wordt eind jaren '20 onderdeel van van der Meer & Schoep, een bakkersbedrijf dat dan al een aantal jaren door fusies en overnames van kleine zelfstandige bakkerijen steeds verder groeit. De broodfabriek in de Willebrodusstraat, op de hoek van het Willebrordusplein gaat na de overname als centraal distributiecentrum opereren voor de bakkerswinkels in het noordoostelijke deel van Rotterdam.  In het Nieuwe Noorden zijn twee winkelfilialen van van der Meer & Schoep te vinden: eentje bij het depot op de hoek van het Willebrordusplein en één op de hoek van de Berkelselaan en de Rodenrijsestraat. 
Het is een periode waarin met name de filiaalbedrijven flink in aantal toenemen. Sommigen zijn er al langer; de winkels van de melkslijters van Aurore, de Rotterdamsche Melkinrichting (RMI) en de (socialistische) Vooruitgang, bijvoorbeeld. De melkslijters hebben net als de bakkers daarnaast ook bezorgers in dienst die van deur tot deur de vaste klanten bezoeken. De bakkerswinkels zelf voeren naast het brood een uitgebreider assortiment met banket en de melkslijters doen dat met een breder aanbod van zuivelproducten en met roomijs. Banketbakker Vroon op de hoek van de Bergselaan en de Vrijenbansestraat spant de kroon voor wat betreft het aanbod aan banket. Allerlei zoetwaren zijn er te vinden in de vestigingen van Jamin, waarvan er eentje op de hoek van de Bergselaan en Rodenrijselaan gevestigd is. Een filiaal van het katholieke en van oorsprong Brabantse bedrijf de Gruyter verkoopt kruidenierswaren op de Bergweg.  
Verse groenten blijven het domein van de kleine zelfstandigen. Ook de slagerijen opereren bijna allemaal zelfstandig, ieder met z’n eigen vaste klantenkring en gespecialiseerd in het soort dier (spekslagers, vleeshouwers) of het budget van zijn klanten. De slagerij van A. van der Wel aan de Rodenrijselaan springt het meest in het oog. Zijn met goudkleurige letters bekleedde gevel wekt in ieder geval de indruk dat hier het betere vlees verkocht wordt.  
Toch gaat het niet iedereen voor de wind. Het winkelbedrijf van van Zwet krijgt het in deze periode juist moeilijk en de directie probeert het over een andere boeg te gooien door naast boter en eieren ook kruidenierswaren te gaan verkopen. Helaas voor van Zwet blijkt het een aflopende zaak te zijn. In 1927 staat de winkel inclusief inventaris op de hoek van de Berkelse- en de Bergselaan te huur. De andere vestiging in de Rodenrijselaan volgt vlak daarna. Na 1930 verdwijnen ze helemaal uit het straatbeeld, maar dan is er meer aan de hand en krijgt iedereen te maken met de gevolgen van de wereldwijde crisis na de ineenstorting van de financiële markt op Wall Street in oktober 1929.     

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.