Na de getekende vrede van Versailles in 1919 en nu Duitsland weer internationaal handel mag drijven – wat belangrijk is voor Nederland en voor Rotterdam, Duitsland blijft een zeer belangrijke handelspartner – komt de economie vanaf het begin van de jaren ‘20 langzaam weer op gang. Ook de handel met de andere landen komt terug op het niveau van voor de Grote Oorlog. Er is weer toegang tot levensmiddelen, brandstoffen en bouwmaterialen. Toch blijven levensmiddelen duur. Salarisstijgingen weten dat enigszins te compenseren, maar niet iedereen kan hiervan profiteren. Ook de huur van woningen gaat omhoog. Er is voorlopig nog steeds een chronisch tekort aan woningen. Toch stijgt het welvaarsniveau voor de gemiddelde laanbewoner. Zij krijgen in de jaren ‘20 voor het eerst toegang tot middelen die voor en tijdens de mobilisatiejaren nog schaars en onbetaalbaar waren.
Auto’s zijn nu vaker te zien in het straatbeeld en ook het aantal telefoonaansluitingen groeit hard. Het gemeentelijke Bergwegziekenhuis huisvest vanaf 1918 zelfs tijdelijk een hulpstation van de telefoondienst om de grote hoeveelheid nieuwe aansluitingen in het Nieuwe Noorden aan te kunnen. Hoge telefoonmasten op het Willebrordusplein en in de Rodenrijselaan bedienen ruim 200 nieuwe abonnees en blijven tot ver in de jaren ‘20 dominant in het straatbeeld. Halverwege de jaren '20 neemt de nieuw gebouwde telefooncentrale aan de Vlaggemanstraat het over van de hulpcentrale en gaat alle bekabeling onder de grond. Net als een grote hoeveelheid extra elektriciteitskabels, want ook de vraag naar elektriciteit is gegroeid. Op verschillende plekken in de wijk worden transformatorhuisjes gebouwd en omdat ze niet zo fraai ogen worden ze waar het kan voorzien van een aanbouwtje. Hiermee wordt getracht zo’n hoekig bakstenen object enigszins te camoufleren. Zo wordt een transformatorhuisje aan de punt van de Berkelselaan waar lijn 11 z’n eindpunt heeft, tijdens de bouw in 1923 voorzien van een extra huisje voor de vrijwillige brandweer. Het wordt de vaste standplaats van slangenwagen 26. Een ander huisje op de punt van de Schiebroekselaan aan de Bergwegzijde, ook gebouwd in die periode, krijgt aan de voorzijde een kleine winkelruimte. Een mooie plek voor bijvoorbeeld een bloemist.
Vrijwel alle straatverlichting gaat in deze periode over van gas naar elektriciteit en ook in huis wordt elektrisch licht als modern en schoon alternatief van gas en petroleum steeds gangbaarder. Een elektriciteitsaansluiting in huis is daarnaast essentieel voor de eerste lichting aan elektrische huishoudelijke apparaten zoals de stofzuiger, en voor het andere fenomeen dat in de jaren ’20 zijn opmars maakt: de radio. In het begin nog via technisch eenvoudige toestellen met een vrij slechte ontvangstkwaliteit en kort daarna via de draadomroep, met weliswaar een beter geluid, maar beperkt in het aantal te ontvangen stations.
Vooral radio blijkt een ongekende aantrekkingskracht te hebben. Voor de streng gelovigen is het tegelijkertijd een angstige ontwikkeling. Er zijn via de radio ook geluiden te horen die iets anders verkondigden dan God’s woord en de verleiding van het kwaad zou gemakkelijk kunnen doordringen in huis. Verderfelijke moderne dansmuziek zoals de uit Amerika overgewaaide jazz bijvoorbeeld. Gelukkig kan geheel in traditie van de verzuilde maatschappij dit kwaad afgewend worden door alleen te luisteren naar het radiostation van de omroep die aansluit bij de eigen levensbeschouwing. De protestants-christelijke NCRV, de VPRO, de katholieke KRO, de algemene AVRO en de socialistische VARA ontstaan allemaal in de jaren ’20 en worden daarmee het verlengstuk van de al bestaande verzuilde kranten.
Voor degenen die het echt niet aandurven om een radio in huis te nemen of simpelweg nog niet overgaan op elektriciteit zijn er “radio concerten” bij het Liswater. Want nog lang niet alles en iedereen gaat even snel over. In openbare ruimtes en scholen wordt bijvoorbeeld nog lang gebruik gemaakt van gasverlichting. De verlichting in de H. Bavinckschool zou pas in de jaren ‘30 overgaan naar elektrische lampen.
Eindelijk komen de bouwwerkzaamden weer op gang. In de Berkelselaan wordt na vier jaar stilstand weer verder gebouwd. Ter hoogte van de Bergsingel wordt gestart met het doortrekken van de laan in westelijke richting. Langs de Bergsingel zelf wordt nu ook op grotere schaal gebouwd. Veel plannen waren in de mobilisatiejaren al uitgewerkt en nu bouwmaterialen weer goed verkrijgbaar zijn kan men eindelijk aan de slag. Op 30 juni 1921 valt, mede te danken aan de inspanningen van buurtvereniging “het Noorden”, het definitieve gemeentebesluit tot de bouw van de H.B.S. op de hoek van de Bergselaan en de Bergsingel. Toen bleek dat veertig leerlingen uit de wijk niet konden worden geplaatst wegens capaciteitsproblemen elders in de stad werd in een vlammend betoog erop aangedrongen nu toch zo snel mogelijk te starten met de bouw van de beloofde H.B.S. De welvaartsgroei van de beschaafde burgerstand uit de wijk maakte het mogelijk dat steeds meer kinderen mochten 'doorleren', dus daar moest eindelijk eens gehoor aan worden gegeven.
De zuidelijke punt van de Bergsingel wordt in 1921 eindelijk volledig doorgetrokken tot aan de Bergweg. Nadat de twee vrijstaande villa’s aan de Bergwegzijde gesloopt zijn, die het uitgraven van de singel deels blokkeerden en de singel zelf gereed is kan aan bebouwing tussen de hoek van de Bergweg en de Willebrordusstraat worden begonnen. In het deel op de hoek met de Bergweg opent, nadat het nieuwe blok gereed is het café-restaurant Café Du Nord. Het deel langs de singel, links van het café krijgt een hulpbureau voor de politie. In de Willebrordusstraat krijgt de achterzijde van de fabriek van Beukers en Reineke er ruimte bij. De weeïge geur van cacao en de loeiende sirene die 4x per dag de aanvang van het werk en de schaft aankondigt zijn nu nog meer aanwezig dan voorheen, maar het lijkt alsof de gemiddelde straatbewoner daar inmiddels al lang immuun voor geraakt is.
Augustus 1921 - eindelijk is de Bergsingel volledig uitgegraven tot aan de Bergweg. Op de achtergond links de Bergsingelkerk en rechts op de achtergrond de in aanbouw zijnde H.B.S. en de houten katholieke noodkerk. Een klein jaar later zal lijn 11 over de Bergsingel gaan rijden en zullen er kastanjebomen langs het water worden aangeoplant.
Een stukje verderop langs de singel, tussen de Zestienhovenstraat en de Willebrordusstraat verschijnt een compleet aaneengesloten woonblok. Het nieuwe beleid van de gemeente is er vanaf dat moment op gericht om grond rechtstreeks aan sociale woningbouwverenigingen te verkopen. Het overgrote deel van de wijk was in de afgelopen jaren nog gedomineerd geweest door particuliere bouwondernemers die ondanks het scherpere toezicht en de verbeterde kwaliteit van de woningen nog altijd geldbelegging en rendement boven de sociale aspecten zette. Alleen een ouder rijtje met 18 woningen, een stukje verderop aan de Bergsingel tussen de Zestienhovenstraat en Schieveenstraat uit 1910, gebouwd in opdracht van de Coöperatieve woning-vereeniging “Onze Woning” had in haar statuten de belangen van huurders vooropgesteld. In het rijtje woningen was bewust geen gebruik meer gemaakt van alkoven en bewoners zouden geen huurverhoging krijgen bij het “verhogen van de stand” wanneer in de toekomst de Bergsingel compleet zal zijn aangelegd. Deze huurders zien nu een prachtige plek aan de singel ontstaan. Helemaal nadat de plantsoenendienst van de gemeente Rotterdam is begonnen met de langverwachte aanleg van het groen en de aanplant van kastanjes langs het water van de singel.
Het oudste blok met sociale huurwoningen in de wijk is in 1910 in opdracht van de Coöperatieve woning-vereeniging “Onze Woning” gebouwd. De huurders van dit blok aan de Bergsingel gaan er in de jaren '20 aardig op vooruit en wonen nu 'op beteren stand' aan de singel. Op de foto het bestuur van de coöperatie voor het woningblok.
In 1918 is bij raadsbesluit de Stichting tot Beheer en Exploitatie van Woningen opgericht. Het is een definitieve breuk met het verleden en het einde van het tijdperk van de particuliere grondspeculanten. De maatschappij Insulinde heeft, naast de grond die ze nog aan Peek & Cloppenburg hadden verkocht nog wat laatste stukjes langs de Bergsingel aan particuliere bouwondernemers kunnen verkopen, maar daarna is het over en uit voor de maatschappij van Zaaijer en Kurpershoek. De gemeente zelf neemt vanaf nu de regie meer in eigen handen. De grond voor de H.B.S. hadden ze al in exploitatie genomen en er zijn nu ook plannen voor het meest noordelijke deel van de Bergsingel. Aan de Voorburgstraat tegenover het spoorwegviaduct wordt de grond door de gemeente doorverkocht aan een woningbouwvereniging. Heel even wordt overwogen om ook de bogen onder het viaduct in te richten als noodvoorziening en architect J.J.P. Oud wordt gevraagd een ontwerp te tekenen voor deze noodwoningen. Dit plan stuit alleen al snel op bezwaren. Niet alleen zouden de bewoners onder de bogen tientalen keren per dag gestoord worden door het gedender van treinen over het viaduct, maar ook bezwaren van de woningbouwvereniging die net de grond in de Voorburgstraat heeft aangekocht, problemen met de beperkte ruimte onder een boog en problemen met het aanleggen van een rookkanaal voor een kachel in een boogwoning gooien letterlijk en figuurlijk roet in het eten. De plannen worden niet ten uitvoer gebracht.
De door de buurtvereeniging “het Noorden” betwiste confectiefabriek van Peek & Cloppenburg aan het nieuwe deel van de Berkelselaan opent in juli 1926. Het is voor de bewoners in de wijk in ieder geval nog enigszins een opluchting dat het geen lelijk fabrieksgebouw geworden is. Ten opzichte van de bebouwing eromheen valt het eigenlijk best mee. Het ontsiert zeker niet. Het moderne gebouw voor de fabricage voor kinderkleding en herenkleding heeft twee verdiepingen en een kelder met ruimte voor de liftmachines en een fietsenstalling. Het is een complex waar alle ateliers, magazijnen en kantoren bij elkaar in één gebouw komen. Licht en lucht is overal aanwezig en via liften staat alles met elkaar in verbinding. Textiel dat wordt binnengebracht op rollen wordt na ontvangst gecontroleerd en gaat, na eerst een chemische behandeling te hebben gekregen tegen het krimpen, via de lift naar de bovenste verdieping. Hier worden eerst alle stoffen gesneden voordat het naar het grote atelier gaat, waar 450 mannen en vrouwen de stoffen tot confectiekleding verwerken. Het fabriekspersoneel werkt strikt gescheiden van elkaar. Ze hebben zelfs hun eigen gescheiden entree en trap naar het atelier. Mannen en vrouwen zijn dan wel samen op het atelier, maar werken niet gezamenlijk.
De magazijnen zijn op de begane grond te vinden. Alle 30 Nederlandse vestigingen van P&C hebben hier hun eigen stukje magazijn met winkelvoorraad. Twee gescheiden expeditieruimtes zijn ingericht voor de aanvoer van rollen met textiel en voor de afvoer van confectie naar de vestigingen. Tevens is op de begane grond een ontvangst- en afgifteruimte ingericht voor thuiswerksters. Gesneden stoffen kunnen hier worden afgehaald en thuis genaaide confectie kan hier weer worden ingeleverd. Veel confectiewerk wordt in die tijd thuis gedaan. De begane grond heeft verder een directiekamer, kamers voor de chefs, voor het kantoorpersoneel, een wachtruimte en een grote showroom.
Reactie plaatsen
Reacties