1918 is een nog moeizamer jaar. De brandstof- en voedselschaarste is nog nijpender geworden nadat ook de Verenigde Staten bij de oorlog in Europa betrokken zijn geraakt en Nederland als gevolg daarvan een belangrijke neutrale handelspartner is verloren. De situatie was al slecht na de afkondiging van de duikbootoorlog door de Duitsers, maar nu lijkt het helemaal hopeloos te worden.
Om de voedselproductie te bevorderen wordt in het Nieuwe Noorden en een deel van de Bergsingel een stuk van de brede middenberm van de Bergselaan, tussen de Rodenrijselaan en de Bergsingel, waar tramlijn 11 nog niet is komen te rijden, omgespit en gereed gemaakt voor het verbouwen van aardappelen en bruine bonen. Ook op andere plaatsen in Rotterdam wordt grond door de gemeente aangewezen voor het verbouwen van gewassen.
De aangelegde akker aan de Bergselaan en de akkers aan de oostzijde van de Bergsingel lopen aan de overkant van de singel over in een gebied waar gestoken turf uit de Bergpolder en Blijdorpse polder gedroogd wordt. Het dak van de Rooms katholieke noodkerk en het spoorviaduct steken uit boven een enorm veld van turfblokken. Langs het viaduct en onder de bogen liggen gedroogde stapels onder rietbedekking te wachten op gebruik. Het terrein van deze geïmproviseerde turfdrogerij loopt vanaf de noodkerk een paar honderd meter door naar het noorden tot de plek waar ooit de Berkelselaan zal worden doorgetrokken. De treurige aanblik op de akkers en het turfveld staat ver verwijderd van het beeld dat de particuliere geldbeleggers en de bewoners werd geschetst toen ze besloten hier te investeren en te gaan wonen. Verre van dat.
Toch is er ook hoop omdat de vastgelopen oorlog in Europa met de versterking van het Amerikaanse leger misschien wel eens een beslissende fase in zou kunnen gaan. Maar met de Amerikaanse soldaten reist ook een onbekend en venijnig griepvirus mee dat zich over het vasteland van Europa begint te verspreiden. In de landen die in oorlog met elkaar zijn blijft dit in eerste instantie nog uit het nieuws, want signalen over mogelijk verzwakte legers zouden tegenstanders alleen maar op ideeën kunnen brengen. De eerste berichten die spreken van een griepepidemie komen in het voorjaar uit het neutrale Spanje. Europa raakt vanaf de zomer van 1918 in de greep van wat dan de ‘Spaanse ziekte’ genoemd wordt. Ook Nederland wordt niet gespaard. Kranten omschrijven de situatie als ‘de windvlaag des doods’ en ‘heel ernstig’. De griep wordt in Nederland verspreid via gemobiliseerde Nederlandse militairen die in de grensgebieden in aanraking zijn gekomen met gewonde Duitse slachtoffers. Vanuit de Duitse grens op reis door Nederland besmetten de militairen kazerne na kazerne en verlofgangers steken thuis weer hun familieleden aan.
Het eerste griepgeval in Rotterdam wordt op 19 juli gemeld aan de Bergweg. Een dag later zijn zeven bodes op het stadhuis ziek en weer twee dagen later wordt een geval aan de Schiebroekselaan gemeld. Het zijn gevallen die in de krant nog in aparte berichten vermeld worden, maar de dagen daarna lopen de aantallen in de berichten op naar tientallen meldingen en in begin augustus wordt er geschreven over zeer grote aantallen en complete families die geveld zijn door de griep.
Deze eerste golf is nog de milde variant van de Spaanse griep. De tweede golf die vanaf september door de stad gaat is vele malen heftiger. Hier is niemand op voorbereid. Artsen staan machteloos. Het virus blijkt zeer venijnig en maakt vooral onder jongvolwassenen opvallend veel dodelijke slachtoffers. Er zijn heftige complicaties en het aantal sterfgevallen als gevolg van bacteriële longinfecties stijgt in korte tijd dramatisch. Het zijn de gevallen waarbij de griep bij een zieke na een paar dagen over z’n hoogtepunt heen leek te zijn, maar een bacteriële longinfectie kans gezien had om in alle hevigheid toe te slaan. Het ziekteverloop verslechterde dan ineens razendsnel. Geïnfecteerde longblaasjes liepen vol met bloed, de zieke ging letterlijk blauw zien en bezweek binnen een dag alsnog aan de gevolgen van de griep.
Eind oktober moeten alle lagere en middelbare scholen in de stad sluiten. Ziekenhuizen nemen geen patiënten meer aan en bedrijven en winkels draaien in veel gevallen op halve kracht. Uit cijfers die later bekend worden blijkt dat tienduizenden Rotterdammers in die periode geveld zijn door de griep, waarvan 2.000 het niet overleven. In het Nieuwe Noorden lijkt het mee te vallen met de sterfgevallen. Tussen de familieberichten uit november en december staat één sterfgeval van een bewoonster uit de Berkelselaan, één uit de Schieveenstraat en eentje uit de Bergselaan. In alledrie de gevallen gaat het om jonge vrouwen die na een kortstondig ziekbed zijn gestorven. Het werkelijk aantal dodelijke slachtoffers in de wijk is ongetwijfeld hoger, maar veruit de meeste dodelijke slachtoffers vallen in de armere wijken waar de weerstand lager is en gezinnen dicht op elkaar wonen. De groep van armste bewoners is na de griepgolf zelfs zo verwaarloosd en verzwakt dat zij daarbovenop ook nog eens te kampen krijgen met een uitbraak van vlektyfus, die nog eens voor zo’n 1.000 dodelijke slachtoffers zorgt. Deze gebeurtenissen zouden uiteindelijk leiden tot de oprichting van de GGD, de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst. De eerste gesprekken hierover vonden al in 1917 plaats, maar de noodzaak is vanaf het najaar van 1918 meer dan duidelijk. Medische hulp aan armen, schoolgeneeskunde, een betere eerstehulpverlening en ambulancevervoer worden niet lang daarna voortaan gemeentelijk georganiseerd.
Terwijl de Spaanse griepgolf huishoudt komt de oorlog op de elfde dag van de elfde maand om 11 uur ’s ochtends tot een wapenstilstand. Overal in Europa luiden de kerkklokken, maar van vrede is amper sprake. Oorlogsmoeheid en economische malaise heeft in Europa een sfeer van revolutie aangewakkerd. Socialisten verzetten zich op verschillende plekken tegen de heersende machthebbers en de zichzelf verrijkende kapitalisten. Sociaaldemocraten hebben de Duitse keizer afgezet en het keizerrijk tot republiek uitgeroepen. Gevlucht voor de revolutie heeft de keizer zich, inclusief een trein vol inventaris een dag eerder aan de Nederlandse grens gemeld voor asiel. Het jaar daarvoor, in 1917 werd de Russische tsaar al door bolsjewieken afgezet. Heersende machthebbers, die de oorzaak zijn van alle ellende hebben het als het aan de socialisten ligt niet langer meer voor het zeggen.
In Nederland is Pieter Jelles Troelstra, voorman van de socialistische S.D.A.P. hevig geïnspireerd geraakt door deze gebeurtenissen en hij meent dat ook in Nederland de tijd is aangebroken voor een revolutie. Op diezelfde 11de november spreekt Troelstra in het economisch hard getroffen Rotterdam ‘s avonds een groep arbeiders toe. In zijn betoog wijst hij erop dat de zittende regering volledig verantwoordelijk is voor de kostbare, ruim vier jaar durende mobilisatie en de ontstane voedsel- en brandstofschaarste. Zij hebben, volgens Troelstra, het recht verloren om nog langer op te treden als belangenbehartiger van het volk. De sociaaldemocraten moeten daarom ook in Nederland de macht grijpen om tegemoet te komen aan de wensen van de zo zwaar getroffen arbeidersklasse. “Verzuimt het ogenblik niet!” Zijn toespraak lijkt veel gehoor te krijgen onder de toeschouwers en twee lokale voormannen van de S.D.A.P. bereiden de liberale burgermeester Zimmerman van Rotterdam in een gesprek alvast voor op de aanstaande nieuwe machtsverhoudingen. De dag daarna herhaalt Troelstra zijn redevoering in de Tweede Kamer, maar de verwachte revolutie blijft uit. In Rotterdam is er geen sprake van oproer of demonstraties en ook in andere grote steden blijft het, op een enkel incident na, rustig. In kranten wordt de dagen die daarop volgen vanuit de confessionele partijen en kerkelijke organisaties via advertenties en ingezonden mededelingen trouw betoond aan het koningshuis en zelfs opgeroepen tot een anti-revolutie door een vrijwillige landstorm te organiseren die bestaat uit oranjegezinde ex-militairen. De S.D.A.P. neemt, om hun gezicht te redden, in alle haast afstand van de rede van Troelstra en het idee van een socialistische revolutie. Het merendeel van de Nederlandse bevolking voelt zich blijkbaar beter bij de coalitie van confessionele en liberale partijen en draagt de monarchie een warm hart toe. Tijdens een grote manifestatie op het Malieveld in Den Haag wordt dat overduidelijk wanneer de koninklijke familie daar op 18 november 1918 door een enorme massa uitzinnig publiek toegejuicht en bejubeld wordt.
Nadat de Nederlandse regering op 20 november in een proclamatie het einde van de oorlog in Europa heeft afgekondigd worden op 23 november Amsterdam en op 27 november Rotterdam door de koninklijke familie bezocht. Koningin-moeder Emma, koningin Wilhelmina, prins Hendrik en hun negenjarige dochter Juliana worden door de Rotterdammers op een groots defilé getrakteerd. Het is een belangrijke gebeurtenis voor een groot deel van de bewoners van het Nieuwe Noorden. Niet alleen is er de opluchting dat de oorlog in Europa eindelijk voorbij is, maar ook de liefde voor het koningshuis is groot. Via een advertentie in het Rotterdamsch Nieuwsblad roept buurtvereniging “het Noorden” haar leden en iedereen die maar mee wil op om in een bonte stoet met muziek vanaf het Lisplein naar het centrum te marcheren voor het defilé.
De Spaanse griep lijkt even niet meer te bestaan. Wie niet geveld is door de griep loopt mee. Al uren voordat de koninklijke familie arriveert stroomt de binnenstad vol en op sommige plekken is het zo volgepakt dat meerde mensen flauwvallen in het gedrang en buiten bewustzijn weggedragen moeten worden. Na aankomst van de koninklijke familie ontaardt het defilé in een chaotisch tafereel. Een stoet aan politieverenigingen, vrijwillige landstormers, buurt- en brandweerverenigingen trekt aan ze voorbij, voortdurend onderbroken door groepen toeschouwers die zich in het feestgedruis willen mengen. Ergens daartussen loopt een ruime vertegenwoordiging van buurtvereniging “het Noorden”, met veel bewoners van het Lisplein, de Bergsingel en de lanen van het Nieuwe Noorden. Zij hebben een traditie hoog te houden.
Reactie plaatsen
Reacties