Terwijl de Grote Oorlog in Europa vast komt te zitten in de loopgraven beheersen de mobilisatie, de stijgende werkeloosheid, de dreigende voedselschaarste en een dreigend tekort aan brandstoffen het dagelijkse leven in Rotterdam. Het tempo vertraagt. Alleen lopende bouwprojecten waar de financiering al voor rond was worden nog uitgevoerd. In het Nieuwe Noorden wordt de bouw van de Bergsingelkerk in het vroege voorjaar van 1915 voltooid en op 8 april in het bijzijn van burgermeester Zimmerman officieel in gebruik genomen. Het elektrische uurwerk in de toren is door de gemeente Rotterdam gefinancierd.
De gereformeerden hebben nog een bijzonder moment om naar uit te kijken, want het Eudokia ziekenhuis viert dat jaar haar 25-jarige jubileum. Gezien de tijdsomstandigheden is nog even spannend hoe hieraan vormgegeven kan worden, maar het lukt om er een memorabele gebeurtenis van te maken. De grote, gerespecteerde en inmiddels 80-jarige voorman Abraham Kuyper is als spreker aanwezig en een feestelijk diner voor het bestuur maakt het zilveren jubileum compleet.
Voor de Rooms-Katholieke gemeenschap in de wijk wordt schuin tegenover de Bergsingelkerk op het verder nog onbebouwde terrein van Insulinde aan de overzijde van de Bergsingel een houten noodkerk geopend in augustus. Het bisdom van Rotterdam had in 1914 het perceel tussen de Bergsingel en het spoorwegviaduct onderhands aangekocht van de maatschappij Insulinde, maar had ondanks de toestemming van de gemeente Rotterdam om te mogen bouwen nog niet de financiële middelen om een volwaardig kerkgebouw te stichten. Het vooruitzicht dat dit in deze onzekere tijden snel gerealiseerd kan worden is niet gunstig, dus een goedkope tijdelijke oplossing met een kerk van hout is praktisch het meest haalbare. Een gehuurde woning wat verderop aan de overkant van de Bergsingel wordt voorlopig als pastorie gebruikt.
Op enkele andere plaatsen in de wijk zijn er nog wat bouwactiviteiten, maar het tempo is er duidelijk uit. Slechts op een paar plekken in de stad wordt nog wel actief gebouwd, zoals aan het nieuwe stadhuis aan de Coolsingel en een tuindorp in Rotterdam Zuid, maar dit betreffen gemeentelijk gefinancieerde projecten. De particuliere woningbouw val vrijwel volledig stil. Alleen aan de oostzijde van de Bergsingel verschijnen nog een paar panden en het hoekpand met de twee torentjes op de Berkelse- en Bergselaan ter hoogte van het Lisplein wordt in het late voorjaar van 1916 opgeleverd. In het winkelpand aan de zijde van de Berkelselaan op nr 2a opent het tweede filiaal in de wijk van de firma van J. van Zwet & zonen. Van Zwet heeft een fabriek en winkelbedrijf met verschillende vestigingen in Rotterdam waar boter, kaas en eieren verkocht worden. De winkel aan de Berkelselaan is inmiddels het 26ste filiaal, maar heel feestelijk verloopt de opening niet. Boter en botermélange, een mengsel van boter en margarine zijn tijdens de opening van de winkel schaarse goederen. In de fabriek wordt gewerkt aan een mengsel van surrogaat die de schaarste de komende tijd zal moeten gaan compenseren.
De situatie verslechtert nog verder in de loop van 1917. Duitsland kondigt een onbeperkte duikbootoorlog af en vanaf dat moment is er geen enkel neutraal schip meer veilig in de Noordzee. Vrijwel niemand durft het nog aan. De graanimport stopt en andere levensmiddelen en huishoudelijke artikelen worden steeds moeilijker verkrijgbaar. Ziekenhuizen krijgen te maken met tekorten aan medicijnen en brandstoffen. Velen moeten genoegen nemen met minder en distributiemaatregelen moeten ervoor zorgen dat er geen woekerprijzen worden gevraagd. Met behulp van de distributiewet die in 1916 van kracht is gegaan kan strenger worden gehandhaafd. Op overtreding van de wet staan boetes en inbeslagname van goederen en dat gebeurt regelmatig. Vrijwel dagelijks staan er meldingen in de krant van overtredingen, zoals die van een niet nader genoemde winkelier in de Berkelselaan, waar 338 eieren in beslag genomen worden vanwege verkoop boven de gestelde maximumprijs.
Ook het dreigende tekort aan kolen veroorzaakt grote problemen en er moet worden gezocht naar alternatieven. Zo wordt onder andere besloten om in de nog braakliggende delen van de Bergpolder en de Blijdorpse polder weer turf te gaan steken. Ondertussen bieden handelaren van alles aan waarmee gestookt kan worden. Er worden woekerprijzen gevraagd voor brandbare materialen en deze handelaren zijn niet populair. O.W.ers worden ze genoemd. Oorlogswinstmakers. Het brengt niet het beste in de mens naar boven.
De kolennood maakt ook dat er moet worden gezocht naar een creatieve oplossing voor een ander probleem. Bewoners van het Nieuwe Noorden klagen al lange tijd bij de gemeente over het gemis van een tramverbinding richting het centrum. De wijk ligt namelijk behoorlijk op afstand van de binnenstad. Al vóór 1914 lagen er al plannen klaar voor een tramlijn, maar de geplande verbinding van de lijn die vanuit de Noordsingel over de Bergsingel in de richting van de Bergselaan zou moeten gaan lopen kan niet gerealiseerd worden vanwege de slepende kwestie over het stuk terrein van eigenaar van Tussenbroek waarover de tramverbinding voor een deel zou moeten gaan lopen. Van Tussenbroek weigert nog steeds principieel iedere vorm van medewerking. Het alternatief om de lijn vanaf de Noordsingel voorlopig eerst een stuk over de Bergweg te laten lopen en dan via de Rodenrijselaan in de richting van de Bergselaan te sturen was ook een optie, maar hiervoor moest toestemming worden gekregen van de concurrerende Schielandse trammaatschappij die de paardentramlijn vanuit de Dorpsstraat in Hillegersberg over de Bergweg in de richting van het Hofplein in gebruik heeft. Deze onderhandeling was inmiddels met succes afgerond, maar nu lijkt het gebrek aan kolen voor de elektriciteitscentrale van de R.E.T.M. alsnog roet in het eten te gaan gooien. De oplossing die in gesprekken tussen de gemeente en de R.E.T.M. wordt gevonden is dat de dienstregeling van alle andere tramlijnen in de stad wordt aangepast naar een lagere frequentie. De capaciteit die daarmee bespaard wordt kan dan worden gebruikt voor de nieuwe tramlijn 11 die vanaf de Mathenesserlaan via het centrum tot aan het Lisplein zal gaan rijden.
Zo krijgt de wijk dan eindelijk de langverwachte tramverbinding. Op 15 oktober 1917 wordt de lijn officieel in gebruik genomen en rijdt de eerste tram 11, geel-wit gekleurd en voorzien van een fraaie krans aan de voorzijde, vanaf het Lisplein over de Bergse- en Rodenrijselaan in de richting van het centrum. De winkel van van Zwet, op de hoek van de Berkelse- en Bergselaan kijkt uit op de eindhalte. Voor de deur ligt een ruime keerlus. Een paar maanden later wordt er nog een klein wachthuisje bij geplaatst.
De eerste rit van tramlijn 11 vanaf het Lisplein op 15 oktober 1917. De versierde krans op de tram is geschonken namens de buurtvereniging. Op de tweede foto rijdt lijn 11 door de Rodenrijselaan. Voorlopig zal de tram deze route richting het centrum afleggen.
De zaak met grondeigenaar van Tussenbroek komt niet lang na de ingebruikneming van lijn 11 en nadat de relatie tussen hem en de gemeenteraad tot een dieptepunt is verslechterd tot een einde. De oorzaak van het slepende conflict dat al jaren speelt zit in het feit dat van Tussenbroek op basis van oude afspraken met de gemeente Hillegersberg haastig grond was gaan bebouwen die binnen afzienbare tijd bij de gemeente Rotterdam zou worden gevoegd, zonder daar verder over in gesprek te zijn gegaan. Van Tussenbroek is geen onbekende bij de gemeente Rotterdam en heeft een reputatie opgebouwd om zo kwesties in zijn voordeel af te dwingen. Waar Zaaijer en Kurpershoek vanaf het eerste begin, zij het slinks, met het indirect voorstellen van een grenswijziging de samenwerking met de gemeente Rotterdam gezocht hadden en de gemeente Hillegersberg voor 100.000 gulden hadden gecompenseerd, bleef van Tussenbroek zich principieel vasthouden aan zijn eigen plan. Met de haastige bouw van de paar pandjes achter Eudokia, nog net voor de grenswijziging een feit was, probeerde hij Insulinde en de gemeente een stap voor te zijn, maar met de goedkeuring van de gemeenteraad op het stratenplan van Insulinde, dat deels over het gebied van van Tussenbroek werd geprojecteerd, zette de gemeente een streep door van Tussenbroek's eigen plan. Van Tussenbroek kreeg nog de mogelijkheid om opnieuw te beginnen en binnen de kaders van het plan van G. J. de Jongh en Insulinde zijn eigen deel te exploiteren, of anders tot verkoop over te gaan, maar in plaats daarvan weigerde hij alle medewerking en besloot hij te gaan procederen. Het zou een reeks van processen worden die vele jaren in beslag zouden gaan nemen en processen die hij keer op keer zou verliezen. Als de zaak na een zoveelste hoger beroep bij de Raad van State wederom in zijn nadeel is beslist, doet de gemeente hem nog een allerlaatste voorstel tot verkoop.
Intussen heeft de gemeenteraad toestemming aan Insulinde gegeven voor de uitvoer van het laatste deel van het stratenplan dat al zo lang op zich heeft laten wachten. Het westelijke deel van de Bergsingel kan worden aangelegd en er kan een begin worden gemaakt met de bouw van de huizen die zullen worden begrensd door de Voorburgstraat en het spoorviaduct. De gemeente koopt van Insulinde meteen een stuk grond terug voor de bouw van een H.B.S. aan de Bergsingel tegenover de Bergsingelkerk, maar met de bouw wordt voorlopig nog niet aangevangen. Hoewel de gemeente al palen beschikbaar heeft voor de fundering is er te veel schaarste aan overige bouwmaterialen. Ook particuliere bouwondernemers die percelen van Insulinde willen kopen hebben nauwelijks de middelen en materialen. Het werk aan het laatste deel van het plan blijft totdat betere tijden zich aan zullen dienen beperkt tot het aanvoeren van zandgrond over de Rotterdamse Schie.
De gemeenteraad heeft ondertussen niet stil gezeten met het voorgestelde kanalenplan en de uitbreidingsplannen voor het noordwestelijke deel van de stad. Er is nog niets zichtbaar veranderd, maar er is veel over vergaderd en de raad is anders tegen de exploitatie van grond aan gaan kijken. Er wordt gesproken over het oprichten van een gemeentelijke woningdienst, die als afdeling samen met de directeur van gemeentewerken moet gaan optrekken om tegemoet te komen aan de aanhoudende vraag naar betaalbare woningen voor de arbeidersklasse en de middenklasse. De meest effectieve manier blijkt toch te zijn om de regie meer in eigen handen te nemen en dat kan, dankzij de woningwet, door in het belang van volkshuisvesting grote stukken grond in één keer te onteigenen.
Voor van Tussenbroek valt dit nog nadeliger uit. Ook op het laatste voorstel van de gemeente tot verkoop van zijn grond bij de Bergsingel was van Tussenboek wederom niet ingegaan en onteigenen blijft de nog enig resterende optie. Maar niet alleen zijn stuk grond bij de Bergsingel verliest hij, maar ook in één klap al zijn andere terreinen die hij nog tussen de Rotterdamse Schie en het spoorwegviaduct in bezit heeft. Want ook hier is er al jaren sprake van een wantoestand. De fabriekjes en losse pandjes op zijn terreinen zijn zwaar verwaarloosd en een grondige sanering van het gebied is de enige optie. Eind november 1917 is van Tussenbroek al zijn grond definitief kwijt. De gemeente onteigent meteen ook grond van andere particulieren ten westen van het spoorviaduct en is vastberaden om als de tijd er rijp voor is het noordwestelijke deel van de stad zelf te gaan ontwikkelen. Het onteigende deel van van Tussenbroek bij de Bergsingel wordt niet meer doorverkocht aan Insulinde. Deze grond zal de gemeente in de toekomst zelf rechtstreeks gaan verkopen. Daar zijn zelfs al gegadigden voor. Eudokia wil op termijn verder uitbreiden en het bisdom van Rotterdam heeft interesse getoond in een groter perceel rondom de houten noodkerk. Maar veel haast is er nog niet bij. De aanhoudende oorlog in Europa laat alles voorlopig nog op z’n beloop.
Reactie plaatsen
Reacties