De panden in de lanen en straten lijken willekeurig en in een onlogische volgorde gebouwd te worden, maar dat is tot dan de vrij gebruikelijke gang van zaken. Nadat bouwgrondexploitanten zoals Zaaijer en Kurpershoek grond gekocht hebben, stratenplannen hebben ingediend en de grond bouwrijp gemaakt hebben, en terwijl de bouwpercelen tijdens de straataanleg voorzien worden van aansluitingen op gas, drinkwater en het riool worden de bouwpercelen doorverkocht aan verschillende bouwondernemers. Zij kopen in veel gevallen een enkel of een paar aaneengesloten percelen - in dit geval op het kantoor van Kurpershoek aan de Schiekade -, dienen bouwtekeningen in en beginnen vervolgens met bouwen. Ieder voor zich en niet per se meteen naast een groep in aanbouw zijnde huizen van een andere bouwondernemer. Panden die eenmaal klaar zijn worden in veel gevallen door de bouwondernemers weer aan particulieren doorverkocht als geldbelegging. Vaak om te verhuren, soms om (deels) zelf te betrekken. Zo begint de wijk, als een gebit waar stuk voor stuk tanden beginnen door te komen, zich te vullen.
+/- 1906 Bouwpercelen die door de maatschappij Insulinde te koop aangeboden worden aan bouwondernemers. De gearceerde percelen zijn inmiddels verkocht.
Een goed voorbeeld van hoe dat gaat is de Berkelselaan. Aan de zuidkant van de Berkelselaan (de even huisnummers) wordt vanaf 1912 als eerste gebouwd aan de nummers 24 t/m 32. Door de laatste wijziging in bouwplannen rondom het Lisplein blijft het gedeelte tussen de hoek van de Bergselaan en nr. 24 nog een tijd braak liggen en ter hoogte van de nummers 36, 38 en 40 blijft er ook nog jarenlang een gat. De bouw van de rest van de huizen aan de zuidkant van de laan is gedurende het voorjaar en de zomer van 1913 in volle gang. De eerste bewoners trekken vanaf april de huizen in. Heel even nog kun je door de ramen aan de straatkant naar de grazende koeien in de polder kijken. Aan de noordelijke zijde, de straatkant met de oneven nummers is de bouw tussen de Bergsingel en de Rodenrijsestaat dan al in vergevorderde staat, maar in de andere delen pas net opgestart. Vanaf augustus 1913 zijn de eerste huizen aan de noordkant van de laan klaar voor bewoning.
Qua ruimte en uitstraling zit de Berkelselaan zo’n beetje tussen alles in. Het heeft lang niet het weidse van de Bergselaan of het statige van de Bergsingel en ook niet de karakteristieke torentjes zoals in de Rodenrijselaan. De panden zijn wel afwisselend in uiterlijk en hoogte. Moderne varianten van trap- en topgevels en panden met een eenvoudig punt- of plat dak wisselen elkaar af. De kleur van het baksteen is dan weer wat donkerder, dan weer licht, variërend van roodbruin tot geel. Het aantal etages varieert. Soms drie, soms vier of vijf, sommigen met een souterrain, anderen weer met een extra zolderverdieping. Sommige panden hebben op een etage nog een uitbouw met erker of een klein balkonnetje. De souterrains en binnenplaatsjes zijn bij enkele huizen ingericht om als werkplaats of als opslag te dienen. In het houtwerk aan de voorgevels zijn hier en daar geometrische patronen te zien en het glas-in-lood in de bovenramen heeft Art Nouveau-achtige vormen. Soms wat losser, met een enkel bloemmotief, soms wat zakelijker. Bepaalde patronen herhalen zich over meerdere huizen, maar meestal niet vaker dan vier of vijf keer. Twee hoekpanden met de Ackersdijkstraat en een paar panden wat verderop hebben net onder het dak grote abstracte bloemmotieven in de gevel. Het zijn dit soort details waarmee de bouwondernemer met zijn persoonlijke smaak een stempel drukt op het eindresultaat.
Een aantal van de eerste bewoners van de Berkelselaan zijn de bouwondernemers zelf. Een bouwondernemer hield zelf na de oplevering nog wel eens tijdelijk één van de woningen aan als woonruime of kantoor. Handig voor het plannen van bezichtigingen en zolang ruimtes niet verhuurd of verkocht zijn kunnen ze prima dienen als tijdelijk kantoor en opslagruimte van bouwmaterialen. De eerste particuliere geldbeleggers volgen meteen daarna. Sipsma bijvoorbeeld, gevestigd op nr 62 verhuurt enkele woningen verderop in de straat. Dieleman, op nr 32, zelf een bouwkundige, verhuurt de nummers 78 en 80. De firma Grinwis & co gebruikt als correspondentieadres in advertenties eerst nr 9, daarna 20a en vervolgens 22b en 16a. Grinwis heeft met zijn familie een timmer- en aannemersbedrijf en is administrateur in huizen. Met zijn firma koopt hij overal in de stad percelen op om te bebouwen en te verkopen na de voltooiing. Zo is hij met zijn familiebedrijf verantwoordelijk voor de bouw van het groepje panden op 16 t/m 22 en een rijtje er direct achter aan de Bergselaan, die allemaal in de late zomer van 1914 worden opgeleverd. Een pand aan de Berkeselaan met vier etages verkoopt hij voor gemiddeld zo’n 10.000 gulden door aan particuliere geldbeleggers.
Ook bouwondernemers en particulieren uit andere straten in de directe omgeving verhuren woningen in de Berkelselaan. Stedehouder verhuurt 46, 48 en 50, de gebroeders Sipkema uit de Schiebroeksestraat en Rodenrijselaan verhuren de nummers 52 en 54. De huurprijs voor een woning in de Berkelselaan ligt bij hun gemiddeld tussen de 18 en 22 gulden per maand. Voor dat bedrag huur je een dubbele bovenwoning met 4 of 5 kamers en een keuken. Een dubbele benedenwoning, eventueel met tuintje en soms ook een opslag is iets goedkoper. Er is meer toegang tot licht, frisse lucht en ruimte vanaf de bovenverdiepingen en daarom qua huur wat prijziger. Sommige woningen worden deels gemeubileerd verhuurd. Ook weer wat duurder. Qua inrichting sober, maar voldoende om te kunnen betrekken.
De Berkelselaan is een typische straat voor Kuypers’ kleyne luyden: middenstanders van verschillende typering. Je ziet de oude soort middenstanders, kleine zelfstandigen die zich hebben bekwaamd in een ambacht en een eigen bedrijfje hebben dat vaak van vader op zoon is overgegaan en bemand is met familieleden die in het bedrijf meewerken. En er is de alsmaar groeiende nieuwe middenstand, de niet-zelfstandigen die in dienst zijn getreden bij grote bedrijven. Dit is de geschoolde en zogenaamd “beschaafde burgerstand” van ambtenaren, kantoorpersoneel, leraren, opzichters en tussenbazen. Beide types jagen op hun eigen manier bestaanszekerheid na. De nieuwe middenstand via scholing en een vast inkomen bij het bedrijf waar ze werken en de oude middenstand via het bekwamen in een ambacht of vak en het bouwen aan een reputatie van oneindige klantgerichtheid en service aan hun clientèle. De groep van de oude soort middenstanders zal het steeds moeilijker gaan krijgen. De industrialisatie en schaalvergroting zal nog veel verder doorzetten en het bestaansrecht van de kleine zelfstandige bedrijfjes steeds meer gaan bedreigen.
Als je het adresboek uit die tijd erop na slaat zie je de beroepen die de Berkelselaan bewoners uitoefenen. Er wonen veel ambtenaren en kantoorbedienden die overdag hun werk in het centrum hebben. Sommigen houden hun kantoor aan huis of gebruiken het als zakelijk postadres. Het Algemeen Plaatsing-Bureau op nr 24a, bemiddelaar tussen aanbieders van werk en werkzoekenden, is eigenlijk niet meer dan een correspondentieadres voor gemeenteambtenaar Krijger. Verder zie je in het adresboek dat er opvallend veel onderwijzers wonen. Meester Krijn op 20b, juffrouw Wolf op 22b, een leraar Duits op 1b, een onderwijzeres op 5b, een onderwijzer op 11a en nog een gymnastiekleraar en onderwijzeres op 11b.
De bewoners uit de bouwwereld die hun souterrains voor opslag van bouwmaterialen of als administratiekantoor gebruiken, zorgen voor bedrijvigheid in de straat. Anderen, die in het adresboek vaak als "particulier" ingeschreven staan, hebben verschillende kleine zaakjes en handelswaar waarmee geadverteerd wordt. Op de hoek van de laan, bij de Bieslandstraat en bij de kruisingen van de Ackersdijkstraat en Rodenrijsestraat worden winkeltjes geopend. Op 1a, op de hoek van de Bieslandstraat, heeft J.H. Kuijpers een zaak met kruidenierswaren, op 43a zit J.J. van de Knaap met boter en kaas. Op de hoek met de Rodenrijsestraat op 55 zit de winkel van Joh. de Regt met groenten en aardappelen. Allemaal kleine, zelfstandige familiewinkeltjes. Verder is er nog een grossier in koek, beschuit en suikerwerken op nr 50 en een boterhandelaar op 45a. Ook is er een vrij forse werkplaats met magazijn en kantoorruimte ingericht dat al snel bijna 3 complete panden beslaat. Op de nrs. 21a, 23 en 25 is “Simon Heijmans Electrische Lederwarenfabriek” gevestigd. Gedurende de dag zijn machinestiksters, loopjongens en leerlingen in het vak druk in de weer met het fabriceren van leren beenkappen, tassen en petten voor de groothandel. Uit de werkplaats klinkt het geluid van een moderne, elektrisch aangedreven machine. Elektriciteit is al geen heel uitzonderlijk fenomeen meer, maar het is voor eigenaar Simon Heijmans nog belangrijk genoeg om het in zijn advertenties te benadrukken. Er zijn zo’n 5.000 elektrisch aangedreven machines in Rotterdam, en hij heeft er één van.
Reactie plaatsen
Reacties