Langzaam maar zeker begint de nieuwe wijk vorm te krijgen. Het effect van de woningwet en de beoogde bevolkingsgroep die hier komt wonen is duidelijk zichtbaar. De straten zijn inderdaad wat breder en de huizen zijn ruimer van opzet. Er is rekening gehouden met licht, lucht en ruimte. Veel panden hebben vier of zelfs vijf verdiepingen, waardoor er ruime dubbele woningen ontstaan. Het uiterlijk van de panden in de lanen is chique en ingetogen tegelijk. De meeste huizen zijn gebouwd in overgangsarchitectuur, een stijl die oogt als een sobere variant van de Hollandse neorenaissance, afgewisseld met kenmerken uit het traditionalisme en het moderne art nouveau. Soms is er gebruik gemaakt van gekleurd baksteen en glas-in-lood in abstracte bloemmotieven.
Het is een mengelmoes van invloeden die blijkbaar niet iedereen kan waarderen. Zo is er een beschrijving van de wijk te vinden in het Rotterdamsch Nieuwsblad uit die periode, waarin de redacteur zich soms met afgrijzen verwondert over de - in zijn ogen - bijzondere architectuurkeuzes die gemaakt zijn:
‘In aanleg overtreft het nieuwste Noorden de oudere gedeelten verreweg. De Bergsingel kan fraai worden en een paar breede lanen en het Lischplein geven mede van ruimer opvatting blijk. Toch zijn de ordening en groepeering nog niet wat ze wezen konden. De groote gebouwen staan of komen te staan overal, behalve aan het plein, waaraan een rijtje lage huisjes ineens een dorpschen indruk maakt tusschen de hooge kasten overal in de omgeving. Dit effect is allerwonderlijkst. Merkwaardig is de liefhebberij voor fel-gele en fel-roode gevels in deze buurt. … Daar deze gevels van zeer gladden steen zijn gemetseld, is er bovendien niet de geringste kans op, dat die malheid vooreerst door den tijd getemperd wordt. Naast dit onuitstaanbaar verschijnsel dat op zichzelf reeds heele straten onmogelijk maakt, heeft er onder de bouwers een ware „torenitis" geheerscht. Huizen met drie torenachtige uitbouwsels zijn er geen zeldzaamheid, en verder zijn er torens van alle mogelijke en onmogelijke vormen; ja, er is zelfs een halve toren te zien, blijkbaar bedoeld om alleen vlak van voren te worden bewonderd. Het is werkelijk de moeite waard eens een wandeling door het nieuwste Noorden te maken. Men beleeft ongetwijfeld een — zij 't eenigszins zuur — genoegen aan deze en dergelijke bouw-akeligheden en men zal tevens ontdekken, dat men ook daar niet ontkomen is aan de Rotterdamsche hebbelijkheid om achter de betere straten volksstraten aan te leggen, zoodat er reusachtige schuttingen moeten worden gezet, als men niet hebben wil, dat menschen van verschillenden slag voortdurend bij elkaar op tafel kijken. Wat voor beide partijen hinderlijk is.’
In de laatste zinnen van het verslag wordt nog op een typisch negentiende-eeuwse manier geschreven over gescheiden sociale netwerken en het standsverschil. Bewoners van de lanen, het Lisplein en de Bergsingel van de zogenaamd betere stand vermijden contact met lui uit volksstraten, die in hun ogen van een minder beschaafde afkomst zijn. Andersom hebben straatbewoners weinig op met laanbewoners. Bewoners van de lanen en de singel worden graag gezien als nette en beschaafde heren en dames. In de straten wonen mannen en vrouwen van meer eenvoudige komaf. In de negentiende eeuw zou je nog kunnen zeggen dat lanen bewoond werden door “hoeden” en de straten door “petten”. Rond 1910 zou je voor wat betreft de indeling van de wijk beter kunnen spreken van de modernere, hogere middenstand in de lanen en de lage, traditionele middenstand en geschoolde arbeiders in de straten.
Hoewel het in werkelijkheid niet eens zo strikt gescheiden was, is het wel duidelijk zichtbaar welke plekken voor de zogenaamd betere stand bestemd werden. Alleen al wat betreft de groenvoorziening. Gemeentelijk groen is alleen voor de lanen, het Lisplein en de Bergsingel ingetekend en rondom het Liswater is een plantsoen gepland. De lanen hebben of krijgen bomen en de Bergsingel moet gras, struiken en bomen langs het water gaan krijgen. De bredere Lisstraat , Rodenrijsestraat en het Willebrordusplein hebben als uitzondering ook bomen, maar de overige straten zijn stenig, zonder bomen of zelfs maar een perkje met wat groen. Een situatie die in de meeste straten tot ver na de tweede wereldoorlog zou blijven bestaan.
De oudste delen van de wijk in vier foto's: De Bergselaan/hoek Schiebroekselaan, nog een keer de Schiebroekselaan ter hoogte van nr 53 , een overzichtsfoto vanaf het Hofpleinviaduct met een blik op de Bergselaan en de deels uitgegraven Bergsingel. Het blok op de laatse foto is een tijdlang het meest noordelijke stukje van Rotterdam en staat in de Delfgaauwstaat ter hoogte van de Bergsingel.
In de straten, die vrijwel zonder uitzondering smaller zijn dan de lanen, zijn huizen op kleinere en minder diepe percelen gebouwd en hebben ze nauwelijks de uiterlijke kenmerken of variatie die zo zichtbaar is in de lanen. In vergelijking met de periode voorafgaand aan de woningwet zijn de huizen wel stukken beter van kwaliteit en is het oude type indeling met een alkoof, een tussenkamer zonder toegang tot daglicht, minder vaak toegepast. Wegens gebrek aan licht, lucht en ruimte zijn ze volgens de criteria van de gezondheidscommissie niet wenselijk, maar aan de andere kant is die indeling nog niet verboden.
De huizen in de straten hebben woningen met één of twee woonlagen die een redelijk vaste indeling kennen. De totale diepte van een woning is gemiddeld zo’n 10 meter en over de breedte is deze verdeeld in een smal deel van ongeveer twee meter met een gang, een trap, een wc en een keuken aan de achterzijde. Het brede deel, zo’n drie meter, bestaat uit een voor- en achterkamer (of woon- en slaapvertrek met alkoven), gescheiden door suitedeuren. Bij een dubbele woonlaag heeft de bovenste verdieping dezelfde indeling, maar dan met slaapkamers voor en achter, een ruimte voor een eenvoudige wasgelegenheid of werkkamer en eventueel een voorraadkamer. De wasgelegenheid beperkte zich overigens meestal tot eenvoudige wastafels in de slaapvertrekken. Een douche of bad in huis was een uitzondering en als alternatief is het gemeentelijk badhuis op het binnenterrein van het blok van de Delfgaauwstraat, Bieslandstraat, Berkelselaan en Ackersdijkstraat hiervoor beschikbaar.
In de straten wordt niet alleen gewoond, maar ook gewerkt. Sommige panden hebben een winkelruimte, een werkplaats, of ruimte voor opslag. Je ziet ze vooral op de hoeken, maar ook tussenwoningen zijn er op verschillende plekken voor ingericht.
De indeling van de woningen is ook in de lanen veelvuldig gebruikt, maar dan gebouwd op grotere percelen en met twee of drie woonlagen, waardoor ze stukken ruimer zijn. Een kelder en/of zolder voegen daar in sommige gevallen zelfs nog meer ruimte aan toe. Een badkamer in huis is hier al meer gebruikelijk en er is meer aandacht besteed aan de afwerking. Hoe chiquer de laan of singel, hoe minder ruimte er voor winkels of werkplaatsen is. Iemand van een betere stand ging natuurlijk niet naast of boven een werkplaats wonen en bleef uit de buurt van winkelpanden.
Reactie plaatsen
Reacties
Een prachtig, zeer uitgebreid overzicht, van het ontstaan van onze buurt.
Doet een geboren en getogen Rotterdammer goed.
Met vriendelijke groet, Rob, Bergsingel 113 B
bedankt voor uw reactie!
Met veel belangstelling heb ik inmiddels (dec 2021) alle blogs tot dusver gelezen. Complimenten voor de grote mate van detail en de levendige schrijfwijze. Wij wonen sinds 3 jaar in een benedenwoning (afgebeeld in deze blog) aan de Bergselaan recht tegenover de Lisvijver. Sinds onze komst ben ik gefascineerd door de geschiedenis van de prachtige wijk, die door uw blog weer tot leven komt. Ik kijk reikhalzend uit naar het vervolg en hoop dat het geheel na afronding wordt uitgegeven. Dank voor uw waardevolle werk!
Dank! Vanaf januari ga ik verder met het publiceren van de volgende reeks blogs.