’s Ochtends heel vroeg vlogen er vliegtuigen over ons huis. Moeder maakte Corrie en mij wakker en nam ons zonder iets te zeggen mee naar zolder. Vader had het zolderraampje opengedaan. We keken naar de lucht. Ik had nog nooit zoveel vliegtuigen gezien. “Dat zijn Duitsers”, zei vader en wees naar de hakenkruizen die op de vliegtuigen geschilderd waren.’ Neeltje, die in mei 1940 als 8-jarig meisje op hun zolderverdieping aan het Lisplein de Duitse vliegtuigen zag overvliegen vond het leven tot aan die gebeurtenis nogal saai. Ze weet zich nog te herinneren dat ze dat moment wel spannend vond. ‘Er gebeurde tenminste iets.’
De bakkers in de wijk zullen waarschijnlijk de eersten zijn geweest die in de vroege ochtend van 10 mei 1940 de Duitse vliegtuigen over Rotterdam hoorden vliegen, maar het geronk van vliegtuigmotoren en het geluid van ontploffingen in de verte maakte vrijwel alle bewoners vroeg wakker. Velen hebben zich waarschijnlijk toen afgevraagd of dit nu de oorlog was en wat nu te doen. Al generaties lang was er niet zoiets als een oorlog op Nederlands grondgebied geweest. Ondanks de verbijstering en onzekerheid over wat er precies gaande is, start iedereen toch ook maar gewoon de dagelijkse routine op. Het is een vrijdag met schitterend voorjaarsweer. Alle winkels in de wijk gaan op de normale tijd open en in de werkplaatsen en fabrieken wordt aangevangen met het dagelijkse werk. Wel staat overal de radio aan en wordt er aandachtig geluisterd naar het zenuwachtige verslag van de inval van het Duitse leger in Nederland. Degenen die thuis nog steeds niet de geadviseerde voorzorgsmaatregelen hebben getroffen beginnen alsnog met het inpakken van een vluchtkoffertje en het klaarzetten van emmers met zand en water. De laatste ramen worden met stroken plakband beplakt om te voorkomen dat rondslingerende glasscherven bij een explosie voor gevaarlijke situaties zorgen.
De kinderen worden naar school gestuurd, maar die staan alweer snel thuis voor de deur. De schoolhoofden hebben in alle vroegte instructies gekregen om leerlingen in ieder geval tot komende woensdag naar huis te sturen. Ondertussen worden de eerste ooggetuigenverslagen van bewoners die in de buurt van het Oostplein en de Nieuwe Maas geweest zijn in de net geopende winkels onderling besproken. Zoals altijd zijn dit de plekken waar de laatste nieuwtjes en geruchten bij elkaar komen en weer verspreid worden. Enkele kinderen die het horen grijpen meteen de kans, nu ze toch niet naar school kunnen om bij de Maasbruggen naar de oorlog te gaan kijken. Nieuwsgierigheid en onwetendheid zijn sterker dan de angst om zelf iets te overkomen.
In het politiebureau aan de Bergsingel heerst sinds 7:00 een koortsachtige drukte. Iedereen is voor zijn dienst komen opdagen in afwachting van instructies. In het belang van handhaving van de openbare orde dienen bij een aanval van Duitsland op Nederland zo snel als mogelijk alle vermeende sympathisanten van nationaalsocialisten en communisten opgehaald en in bewaring gesteld te worden. Het is bedoeld om te voorkomen dat deze groepen nu de kans schoon zien zich tegen Nederlandse burgers te keren. Plannen voor het interneren van staatsgevaarlijke personen lagen al vanaf 1937 klaar. De politie had destijds opdracht gekregen cartotheken aan te leggen van de personen die bij een eventuele afkondiging van de Staat van Beleg in bewaring gesteld moesten worden. Het bureau op de Bergsingel wordt alleen gebruikt om de aangehouden personen kort te verzamelen. Daarna worden ze in vrachtjes afgeleverd naar de Doelenzaal achter het Haagseveer aan de Coolsingel, dat het centrale verzamelpunt in Rotterdam voor alle geïnterneerden is. Kort na zevenen vertrekken vanaf de Bergsingel de eerste autobussen met politiepersoneel volgens een van tevoren bepaalde route door de wijk om NSB’ers, communisten en Rijksduitsers in te rekenen.
De gelegerde militairen in de school achter de Bieslandstraat lijken minder goed voorbereid op de onverwachte landing van Duitse parachutisten in Rotterdam. Achteraf blijkt dat er op het hoogste niveau wel degelijk signalen waren dat er in de nacht van 9 op 10 mei een aanval door de Duitsers was gepland, maar de Nederlandse legerstaf had geen enkele rekening gehouden met een aanval op Rotterdam. Informatie over een mogelijke aanval op Nederland was daarom ook niet gedeeld met kolonel Scharroo, de plaatselijke commandant van de strijdkrachten in Rotterdam. Dat er nooit rekening gehouden werd met directe een aanval op de stad blijkt ook uit het feit dat van de ruim 7.000 militairen die in Rotterdam gelegerd zijn er maar zo’n 1.150 getraind zijn voor gevechtshandelingen. Ongeveer 700 daarvan, waaronder het korps mariniers, bevinden zich tijdens de Duitse aanval in de stadsdelen aan de noordkant van de Nieuwe Maas. Zij moeten het opnemen tegen de constante aanvoer van Duitse militairen en materieel dat vanaf het ingenomen en bezette vliegveld Waalhaven op Zuid zich richting de bruggen beweegt.
De in het Nieuwe Noorden gelegerde jonge militairen zijn niet van de gevechtsklare soort en zijn hypernerveus. Hun nervositeit wordt aangewakkerd door geruchten die via de winkels in de buurt al snel de wildste vormen aannemen. Duitse parachutisten zouden volgens de geruchten niet alleen zijn geland op Zuid, maar ook verkleed als non, priester of politieagent in andere delen van Rotterdam zijn gedropt. Dit zorgt meteen voor toestanden waarbij de jonge militairen de meer ervaren agenten van het bureau Bergsingel behoorlijk dwarszitten. Sommige agenten die onderweg zijn naar een adres op de lijst waar staatsgevaarlijke personen verblijven worden op hun route plotseling aangehouden door militairen die de agenten eisen om zich te legitimeren. Bij sommige soldaten is het wantrouwen zo groot dat agenten naast hun ambtspenning en het kraagnummer hun Nederlanderschap moeten bewijzen door herhaaldelijk hardop het woord “Scheveningen” uit te spreken.
Het zijn verwarrende uren die enkele keren worden onderbroken door het luchtalarm. Wie op straat is zoekt dekking in de schuilloopgraven langs de Bergsingel of in de dichtstbijzijnde schuilvoorziening in de laan of straat. Wie in huis is zoekt een plek onder de trap of in de kelder, want daar is het ’t veiligst.
schuilloopgraven aan de Bergsingel
In het Eudokiaziekenhuis en het Bergwegziekenhuis is die ochtend een noodprotocol in gang gezet. Alle patiënten die geen intensieve verpleging nodig hebben moeten naar huis worden verplaatst. Dat lukt uiteindelijk maar gedeeltelijk, want ambulances die patiënten in Rotterdam Zuid willen afleveren moeten rechtsomkeert maken vanwege de gevechten bij de Maasbruggen. Mede daardoor blijven er nog zo’n 200 patiënten over in het Eudokiaziekenhuis. Ook in het Bergwegziekenhuis blijven relatief veel patiënten achter en daar worden in de loop van de dag al de eerste gewonde militairen uit de omgeving van de maasbruggen binnengebracht.
De kranten worden die dag nog gewoon uitgegeven. Op de voorpagina van het Rotterdamsch Nieuwsblad staat een proclamatie van koningin Wilhelmina, waarin zij haar afschuw uit over het schenden van de Nederlandse neutraliteit en de bevolking oproept om, net als haarzelf en de regering, hun plicht te vervullen en stand te houden. Vanuit het gemeentebestuur zijn er verschillende mededelingen. Het openbaar vervoer rijdt voorlopig niet en de scholen zullen tot nader bericht gesloten blijven. Voor het eerst gaan de verduisteringsmaatregelen officieel van kracht. De straatverlichting blijft gedoofd en er mag geen licht meer ontsnappen van binnenshuis. De luchtbeschermingsdienst heeft opdracht gekregen om hierop toe te zien.
Veel wijkbewoners blijven tot laat naar de radioberichten luisteren en gaan naar bed met hun kleren aan. Normaal gesproken eindigen de radio-uitzendingen om middernacht met het Wilhelmus, maar nu blijven 3 vaste omroepers per toerbeurt de hele nacht het nieuws verzorgen. Bij de maasbruggen gaat de strijd ondertussen onvermoeid door.
Reactie plaatsen
Reacties