In het stadhuis aan de zwaargehavende Coolsingel is intussen het sein gegeven voor het maken van plannen voor de wederopbouw van het stadscentrum. Burgermeester Oud, het gemeentebestuur en de hoofcommissaris van politie zijn in functie gebleven, maar onder toezicht van de Duitse dr. Carl Völckers komen te staan. Al vier dagen na het verwoestende bombardement kan het gemeentebestuur Ingenieur Witteveen de opdracht geven om een wederopbouwplan te ontwerpen. Nog geen twee weken later wordt met één pennenstreek alle grond binnen de gebombardeerde stadsdriehoek onteigend en kan er vanuit een nagenoeg blank canvas ontworpen worden. Vrijwilligers en werklozen zijn intussen opgeroepen om de resten van nog half overeind staande gebouwen naar beneden te halen en het puin in de binnenstad te ruimen. Gebouwen die misschien nog wel te redden zouden zijn geweest, maar mogelijke obstakels zouden kunnen vormen in de nieuwe plannen worden eveneens gesloopt.
Een deel van al dit puin verdwijnt in Rotterdamse Schie. Het besluit om de Schie te dempen was al in 1939 gevallen en met het volstorten van puin ligt precies 600 jaar na de uitgraving van het kanaal de Schie niet langer meer in Rotterdam, maar ligt Rotterdam in de Schie. Nog meer puin wordt op het braakliggende terrein tussen het Noorderkanaal en de Ceintuurbaan gestort. Het plan is om er in de toekomst een verkeersweg aan te leggen, maar voor de kortere termijn zal het puin als fundering gaan dienen voor noodwoningen die gebouwd zullen worden voor bewoners die dakloos zijn geraakt als gevolg van het bombardement.
Het storten van puin uit het gebombardeerde centrum op het braakliggende terrein tussen het Noorderkanaal en de Ceintuurbaan. Op de achtergrond de Allanbrug en het Hofpleinviaduct. Op de tweede foto is een paar weken later gestart met de bouw van het eerste van de drie nooddorpen.
Voor de opvang van daklozen moet er snel gehandeld worden. De eerste plannen voor het bouwen van noodwoningen ongeveer ter hoogte van het Lisplein zijn eind mei al gereed. Over de hele lengte van de Gordelweg moeten langs het Noorderkanaal uiteindelijk drie complexen ontstaan. Het eerste, naamloze complex, dat later onofficieel als het Drentse dorp bekend komt te staan, komt voorbij de Bergwegbrug aan een nieuwe straat, de Noorderkanaalweg te liggen, naast een gloednieuwe speeltuin die net op het punt stond te openen toen de oorlog uitbrak. De opening, die voor juni 1940 gepland was kan doorgang blijven vinden, maar een deel van het speeltuinterrein zal tijdelijk moeten worden opgeofferd voor de bouw van noodwoningen. Vanaf dat punt zal het aan te leggen complex zich tot ongeveer ter hoogte van de Allanbrug in het verlengde van de Bergsingel gaan uitstrekken.
In sneltreinvaart verrijzen vanaf juli op het met puin volgestorte terrein 188 noodwoningen die vrijwel volledig van hout zijn. Tijdens de bouw wordt rekening gehouden met het feit dat de toekomstige bewoners geen of nauwelijks huisraad meer bezitten. In opdracht van de in allerijl opgerichte gemeentelijke huisvestingscommissie wordt in samenwerking met het Maatschappelijk Hulpbetoon en geld uit een garantiefonds voor oorlogsslachtoffers het interieur alvast voorzien van ingebouwde ledikanten, wat basis huisraad en eenvoudige vitrage voor de vensters. Aan de achterzijde krijgen de huisjes kleine tuintjes.
Het Rotterdamsch Nieuwsblad van 21 augustus 1940 doet rooskleurig verslag van het bezoek van ingenieur Witteveen en de Duitse toezichthouder Völckers op het moment dat de eerste 60 houten huizen nagenoeg klaar zijn voor bewoning. ‘Zooals ir. Witteveen mededeelde, ontstaat hier een aardige wijk, waar talrijke dakloozen uit de binnenstad gezonder en prettiger zullen wonen dan vroeger in hun nauwe, ongezonde straten en stegen. Deze wijk zal een landelijk karakter dragen; daartoe worden de straten en pleintjes tusschen de huizenrijen met groen opgevroolijkt. De woningen zelf - de grootere zoowel als de kleinere, want er is gerekend op groote en kleine gezinnen - krijgen het aanzien van gezellige landhuisjes.’
De werkelijkheid is anders. De huisjes zijn niet geïsoleerde, tochtige houten hokken voor de groep van allerarmste centrumbewoners, waarvan een deel ook nog eens als ongewenst en asociaal bekend staat. De huisvestingscommissie was bij de toewijzing van noodwoningen al meteen voor een dilemma komen te staan. Getroffenen uit het gebombardeerde centrum moesten zo snel mogelijk geholpen worden en daarbij stond voorop dat noodwoningen aan nette gezinnen zouden worden toegewezen. Veel van de oorspronkelijke bewoners uit het verwoeste centrum hadden op eigen kracht al tijdelijk of permanent onderdak kunnen vinden in de wijken buiten het centrum of buiten de stad. Wat nog rondzwierf tussen de haastig ingerichte noodverblijven op scholen of overleefde in volkstuincomplexen, schuren, bootjes of zelfs in de open lucht waren de gezinnen uit de verkrotte buurten van het oude centrum die niet over voldoende inkomen, vermogen of relaties beschikten om zichzelf te redden. Langzamerhand werd duidelijk dat deze groep niet geweerd kon worden. Onder hen bevonden zich veel arbeidersgezinnen die tot het bombardement met los werk het hoofd boven water moesten houden, langdurig werkloze steuntrekkers en sociaal zwakkere gezinnen. Over 30 gezinnen die in het nooddorp voor een woning in aanmerking zouden moeten komen waren al meteen zorgen of ze voldoende in staat zouden zijn om zichzelf behoorlijk te onderhouden.
Het naamloze dorp (later beter bekend als het Drentse Dorp) langs het Noorderkanaal. In werkelijkheid niet veel meer dan houten barakken met wat basisvoorzieningen. Op de tweede foto een kijkje in het interieur, waar een vrouw op een zogenaamde "wonderkachel" met ruimte voor twee pannen en een ketel voor de fotograaf demonstreert hoe hierop het eten bereid kan worden.
De huisjes van de andere twee nooddorpen zijn van betere kwaliteit. In 1941 worden op funderingen van betonplaten het Utrechtse Dorp met 119 stenen woningen en het Gelderse Dorp met 159 stenen woningen opgeleverd. Deze complexen staan langs het Noorderkanaal ter hoogte van de wijken Bergpolder en Blijdorp. De bewoners, geselecteerd uit 3.000 inschrijvingen, die in deze twee stenen dorpen komen wonen zijn sociaal een stuk weerbaarder en meer zelfredzaam dan die van het Drentse Dorp. Nog een verschil met het Drentse dorp is dat de Utrechtse en Gelderse nooddorpen straatnamen van dorpen of steden die in die betreffende provincienaam te vinden zijn gekregen hebben, in tegenstelling tot de straten in het officieel naamloze dorp die alleen letters uit het alfabet hebben toegewezen.
Ondertussen is in de wijk de bomschade aan de Ambachtsschool hersteld en is er aangevangen met de herbouw van het gebombardeerde woonblok aan de Bergselaan en de hoek van de Schiebroeksestraat. Precies een jaar na het bombardement wordt op 14 mei 1941 de eerste steen gelegd en een gedenkplaat met een herinnering aan de bouw van het oorspronkelijke pand, de datum van het bombardement en de datum van de eerste steenlegging door de kinderen van de families Lans en Neeleman die het oorspronkelijke pand bewoonden.
zomer 1941 - een officiele plechtigheid op het in aanbouw zijnde hoekpand van de Schiebroeksestraat en de Bergselaan dat op 14 mei 1940 door het bombardement verwoest werd. Op de achtegrond de Lisvijver met links daarvan een schuilkelder. In de Deutsche Zeitung in den Niederlanden van 20 juli 1941 wordt nog maar eens vermeld hoe voortvarend er wordt gewerkt aan de wederopbouw door de Rotterdammers.
Een stukje verderop is de interesse toegenomen in het stuk grond bij de Lisvijver. De oorspronkelijke plannen om daar een hervormde kerk te bouwen zijn na het bombardement en het verloren gaan van de kerken in het centrum een stuk urgenter geworden en om de grond van de gemeente te kunnen kopen is binnen de Nederduits hervormde gemeente in een sneltreinvaart geld ingezameld. Het doel voor de korte termijn is om er een kleine kapel te bouwen, maar toch zou het nog tot na de oorlog duren voordat er daadwerkelijk iets van zou komen. En dat geldt ook voor de herbouw van de gebombardeerde panden in de Willebrordusstraat en het pand op de hoek van de Bergweg en de Insulindestraat.
De woningnood blijft intussen nijpend. Voor gedupeerde ondernemers die na het bombardement nog steeds geen plek hebben gevonden om hun onderneming voort te zetten worden in datzelfde voorjaar nog 44 bogen onder het spoorwegviaduct van de Hofpleinlijn tussen de Veurstraat en de Gordelweg dichtgezet. In veel gevallen worden ze ingericht als werkplaats of opslagruimte, maar het is een druppel op een gloeiende plaat. Er moet ook buiten de gemeentegrenzen worden gezocht naar oplossingen.
Mede daarom is in de zomer van 1940, op last van de geïnstalleerde Rijkscommissaris voor Nederland Arthur Seyss-Inquart het besluit genomen dat voor veranderingen in gemeentegrenzen kan worden afgeweken van de Gemeentewet. Hieruit zou volgen dat in mei 1941 een ontwerp-beschikking aan de besturen van de Rotterdamse randgemeenten wordt gestuurd waarin hun opheffing als zelfstandige gemeente kenbaar wordt gemaakt. De randgemeenten, waaronder Schiebroek en Hillegersberg zullen worden geannexeerd en gaan vanaf dat moment onder het bestuur van de gemeente Rotterdam vallen. Toch heeft dat weinig invloed op verdere bouwactiviteiten of het verminderen van de woningnood. In 1942 zullen de plannen voor de wederopbouw na het afkondigen van een algehele bouwstop zelfs helemaal tot stilstand komen.
Reactie plaatsen
Reacties